HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel op de proef gesteld te worden.
Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger.
Nu trad de verleider op Hem toe en sprak: “Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen.”
Hij gaf ten antwoord: “Er staat geschreven:
Niet van brood alleen leeft de mens,
maar van alles wat uit de mond van God voortkomt”
Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort
en sprak tot Hem: “Als Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden, want er staat geschreven:
Aan zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven,
dat zij U op de handen nemen,
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.”
Jezus zei tot hem: “Er staat ook geschreven:
Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen.”
Tenslotte nam de duivel Hem mee naar een heel hoge berg, vanwaar hij Hem alle koninkrijken der wereld toonde in hun heerlijkheid.
En hij zeide: “Dat alles zal ik U geven, als Gij in aanbidding voor mij neervalt.”
Toen zei Jezus hem: “Weg, satan: er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.”
Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem hun diensten te bewijzen.
Begin van Jezus' optreden in Galilea
Toen Jezus vernam dat Johannes was gevangen genomen, week Hij uit naar Galilea.
Met voorbijgaan echter van Nazaret vestigde Hij zich in Kafarnaüm aan de oever van het meer, in het grensgebied van Zebulon en Naftali,
opdat in vervulling zou gaan het woord van de profeet Jesaja:
Land van Zebulon, land van Naftali,
liggend aan de zee, Overjordanië:
Galilea van de heidenen!
Het volk dat in de duisternis zat,
heeft een groot licht aanschouwd;
en over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren,
over hen is een licht opgegaan.
Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.”
Roeping van de eerste leerlingen
Eens toen Hij zich bij het meer van Galilea ophield, zag Hij twee broers, Simon die Petrus wordt genoemd en diens broer Andreas, bezig met het net uit te werpen in het meer. Zij waren namelijk vissers.
En Hij sprak tot hen: “Komt, volgt Mij: Ik zal u vissers van mensen maken.”
Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Iets verder zag Hij nog twee broers, Jakobus en diens broer Johannes; met hun vader Zebedeüs waren zij in de boot de netten aan het klaarmaken. Hij riep hen,
en onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader achter en volgden Hem.
Jezus trok rond door geheel Galilea, terwijl Hij als leraar optrad in hun synagogen, de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen onder het volk genas.
Zijn faam ging uit over geheel Syrië en men bracht allen tot Hem die er slecht aan toe waren, die door velerlei ziekten en pijnen gekweld werden, bezetenen, lijders aan vallende ziekte en lammen. En Hij genas hen.
Grote volksmenigten uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem, Judea en het Overjordaanse sloten zich bij Hem aan.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge