De gedachtenis van Josia is als geurige wierook, met zout vermengd, door een reukwerker bereid. In ieders mond is zijn gedachtenis zo zoet als honing, als muziek bij een wijngelag.
Met uitzondering van David, Hizkia en Josia hebben zij zich allen zeer zondig gedragen, want zij hebben de wet van de Allerhoogste verlaten, de koningen van Juda, tot de laatste toe.
want die hadden zij mishandeld. Hij was al in de moederschoot tot profeet geheiligd om uit te roeien, af te breken en te verdelgen en ook om op te bouwen en te planten.
Zo was ook Jezua, de zoon van Josadak: in hun dagen richtten zij het altaar op en bouwden zij de tempel, toegewijd aan de Heer en bestemd tot zijn eeuwige glorie.