HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Wakker liggen over de rijkdom mergelt het lichaam uit; dergelijke zorgen houden de slaap weg.
Zorg over het levensonderhoud weert de slaap; meer dan een zware ziekte houdt ze de slaap weg.
De rijke spant zich in en verzamelt geld en als hij ermee ophoudt, kan hij genieten,
De arme spant zich in en krijgt niet genoeg en als hij ermee ophoudt, is hij noodlijdend.
Wie het goud liefheeft valt niet te rechtvaardigen en wie winst najaagt komt op een dwaalspoor.
Velen zijn door het goud ten val gekomen en stonden eensklaps voor hun ondergang.
Het is een struikelblok voor wie er verzot op zijn: iedere dwaas laat er zich door vangen.
Gelukkig de rijke die onberispelijk blijkt te zijn en niet achter het goud is aangelopen.
Wie is hij? Dan prijzen wij hem gelukkig, want hij heeft zich te midden van zijn volk bewonderenswaardig gedragen.
Wie is er op dit punt beproefd en is volmaakt gebleken? Hij zal erom geroemd worden. Wie kon zondigen en zondigde niet? Wie kon kwaad doen en deed het niet?
Daarom zal zijn geluk bestendigd worden en zal de vergadering van zijn weldaden gewagen.
Mijn zoon, wanneer gij aan een rijke tafel aanzit, sper uw keelgat dan niet open en zeg niet: `Er staat zo veel op!'
Bedenk dat een afgunstig oog iets ergs is. Iets ergers dan zo'n oog is er niet geschapen; daarom traant het ook bij alles wat het ziet.
Als iemand met zo'n oog toekijkt, moet gij uw hand niet uitsteken en gij moet in de schotel zijn hand niet raken.
Beoordeel de gevoelens van uw disgenoot naar uzelf en denk na bij alles wat ge doet.
Wat voor u staat moet gij als een behoorlijk mens opeten en gij moet niet gulzig zijn: anders wekt gij weerzin op.
Wees de eerste die ophoudt: dat is welgemanierd; en wees geen veelvraat: anders geeft gij aanstoot.
Zit gij in een groot gezelschap aan, steek dan niet als eerste uw hand uit.
Een welgemanierd mens neemt met zo weinig genoegen! en hij ligt ook niet te hijgen op zijn bed.
Op matig eten volgt een gezonde slaap: hij staat vroeg op en voelt zich dan monter. Hinderlijke slapeloosheid, onpasselijkheid en maagkrampen zijn het lot van de veelvraat.
En als men u gedwongen heeft veel te eten, sta dan op en braak het maar uit en gij zult u opgelucht voelen.
Luister naar mij, mijn zoon, en versmaad mij niet: dan zult ge tenslotte mijn woorden wel begrijpen. Wees bescheiden in alles wat gij doet: dan overkomt u geen enkele ziekte.
Wie goede tafelmanieren heeft wordt geprezen en het getuigenis van zijn goede manieren blijft bestaan.
Over hem die slechte tafelmanieren heeft spreekt de hele stad schande en het getuigenis van zijn slechte manieren blijft bestaan.
Bij het wijndrinken moet ge geen held willen zijn, want de wijn heeft velen te gronde gericht.
De oven beproeft het staal op zijn hardheid: zo beproeft de wijn de harten, als de hoogmoedigen ruzie maken.
Wijn staat voor de mens gelijk met leven, wanneer ge hem met mate drinkt. Wat is het leven voor iemand die geen wijn heeft? Hij is al in het begin geschapen om vreugde te geven.
Blijdschap van hart en vreugd in de ziel: die geeft de wijn, als hij op zijn tijd met mate wordt gedronken.
Verbittering in de ziel door twist en krakeel: die geeft de wijn, als hij overdadig wordt gedronken.
Dronkenschap maakt het hart van de dwaas zo heftig dat hij komt te vallen: zij ondermijnt zijn kracht en bezorgt hem ook nog wonden.
Als gij samen wijn drinkt, moet gij uw buurman geen verwijten maken en gij moet hem niet minachten, als hij vrolijk wordt. Gij moet hem dan ook niet uitschelden en hem niet lastig vallen door iets van hem terug te vragen.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge