HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
De Heer heeft de mens uit de aarde geschapen en heeft hem weer tot haar doen terugkeren.
Hij schonk hun een aantal dagen en een bestemde tijd en gaf hun de macht over de dingen op de aarde.
Hij heeft hen bekleed met een kracht als de zijne en hen gemaakt naar zijn beeld.
In al wat leeft heeft Hij de vrees voor de mens gelegd en hem tot heer gemaakt over dieren en vogels.
Hij heeft hun tong gevormd en hun ogen en hun oren en hun een hart gegeven om te denken.
Hij heeft hen vervuld met onderscheidingsvermogen; Hij toonde hun het goed en het kwaad.
Hij heeft zijn oog in hun hart geplant om hun te laten zien hoe groot zijn werken zijn,
zodat zij van de grootheid van zijn werken gewagen
en zijn heilige naam prijzen.
Hij heeft hun ook kennis geschonken en Hij gaf hun de wet van het leven als erfdeel.
Hij sloot met hen een altijddurend verbond en toonde hun zijn voorschriften.
Hun ogen zagen de grootheid van zijn glorie en hun oor heeft de glorie van zijn stem gehoord.
En Hij zei tot hen: `Wacht u voor alle onrecht!' En Hij schreef hun voor, wat ieder aan zijn naaste verplicht is.
Hun wegen zijn Hem altijd bekend en blijven voor zijn ogen niet verborgen.
Want toen Hij de volken over heel de aarde verdeelde, stelde Hij over ieder volk een heerser aan, maar Israƫl is het deel van de Heer.
Al hun werken zijn zonneklaar voor Hem en zijn ogen zijn onafgebroken op hun wegen gericht.
Hun ongerechtigheden zijn niet voor Hem verborgen en al hun zonden zijn de Heer bekend.
De liefdadigheid van een man bewaart Hij als een zegelring en iemands weldaad behoedt Hij als zijn oogappel.
Uiteindelijk zal Hij opstaan en hun geven naar hun verdienste; wat zij verdienen zal Hij op hun hoofd doen neerkomen.
Alleen aan hen die boetvaardig zijn staat Hij de terugkeer toe en hen die versagen spoort Hij aan tot volharding.
Bekeert u tot de Heer en laat de zonden varen! Bid voor zijn aangezicht en zorg dat gij zo weinig mogelijk aanstoot geeft.
Keer terug tot de Allerhoogste en wend u af van de ongerechtigheid en haat hevig wat verfoeilijk is.
Wie zal in het dodenrijk de Allerhoogste loven, zoals degenen die leven en Hem hun danklied zingen?
Bij een dode, die als niets meer is, verstomt de lofprijzing. Prijs de Heer, terwijl gij leeft en gezond zijt!
Hoe groot is de barmhartigheid van de Heer en hoe genadig is Hij voor wie zich tot Hem bekeren!
Want voor de mens is niet alles bereikbaar, omdat het mensenkind niet onsterfelijk is.
Wat straalt er helderder dan de zon? En toch wordt ook zij verduisterd. Maar vlees en bloed zijn tot het kwade gezind.
De zon overschouwt de legermacht van de hoge hemel, de mensen zijn allemaal stof en as.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge