HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Zij deed hun ondernemingen slagen door de hand van een heilige profeet.
Ze trokken door een onbewoonde woestijn en sloegen op onbetreden plaatsen hun tenten op.
Ze trotseerden hun vijanden en ze weerden de aanvallers af.
Toen ze dorst kregen, riepen zij U aan en uit een steile rots werd hun water gegeven en heul voor hun dorst uit de harde steen.
Want door datgene waardoor hun vijanden getuchtigd werden werd hun welgedaan in hun nood.
In plaats van het water uit de altijd stromende rivier, die vertroebeld was door walgelijk bloed,
als straf voor het bevel tot de kindermoord, hebt Gij aan hen, onverhoopt, water in overvloed gegeven
en hebt Gij getoond, door die dorst van toen, hoe Gij hun tegenstanders hadt getuchtigd.
Want toen zij beproefd werden, alleen maar in barmhartigheid terechtgewezen, begrepen zij de foltering van de goddelozen, toen die in gramschap geoordeeld werden:
voor henzelf immers zijt Gij als een vader geweest, die hen op de proef stelde en vermaande, maar voor die anderen als een onverbiddelijke koning, die hen verhoorde en vonniste.
Zowel afwezig als aanwezig werden zij evenzeer gekweld,
want zij werden getroffen door een dubbel leed en moesten jammeren bij de herinnering aan het verleden,
want toen zij hoorden, dat aan die anderen was welgedaan door wat hun eigen straffen waren geweest, werden zij de Heer gewaar;
want naar degene die zij spottend hadden afgewezen, omdat hij eens te vondeling was gelegd, hebben ze aan het eind van de gebeurtenissen met bewondering opgezien: met hun eigen dorst was het niet zo gegaan als met die van de rechtvaardigen.
Voor de onzinnige redeneringen van hun ongerechtigheid, waardoor zij zich lieten misleiden en redeloze reptielen en waardeloze beesten vereerden, hebt Gij als straf een menigte redeloze dieren op hen afgezonden.
Zo moesten zij begrijpen, dat een mens gestraft wordt door datgene waardoor hij zondigt.
Uw alvermogende hand, die uit vormeloze stof de wereld heeft geschapen, was immers niet onmachtig een menigte beren of drieste leeuwen op hen los te laten
of nieuw-geschapen, van woede vervulde, ongekende dieren, die ofwel een vurige adem uitbliezen of een sissende damp verspreidden of uit hun ogen vreselijke vonken schoten,
dieren, waarvan niet alleen het geweld hen kon ombrengen, maar zelfs de schrikwekkende aanblik hen kon doden.
Maar ook zonder dat alles hadden zij door een ademstoot geveld kunnen worden, achtervolgd door de gerechtigheid en door de adem van uw macht uiteengeslagen. maar Gij hebt alles naar maat en getal en gewicht geordend.
Het is U immers altijd mogelijk uw macht te ontplooien en wie zal er weerstaan aan de kracht van uw arm?
Want de hele wereld is voor U als de kleinigheid die de weegschaal doet hellen en als een dauwdruppel die in de morgenschemering op de aarde valt.
Maar Gij ontfermt u over allen, omdat Gij alles vermoogt en Gij telt de zonden van de mensen niet, om hen tot inkeer te laten komen.
Want alles wat bestaat hebt Gij lief en Gij verafschuwt niets van wat Gij gemaakt hebt; ja, als Gij iets gehaat hadt, zoudt Gij het niet geschapen hebben.
En hoe zou iets in stand zijn gebleven, als Gij het niet gewild hadt, of hoe zou iets behouden zijn, dat door U niet was geroepen?
Gij spaart echter alles, omdat het van U is, Gij Heer, die al wat leeft bemint.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge