• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Drie jaar later hoorden Judas en zijn mannen, dat Demetrius, de zoon van Seleukus, met een sterk leger en een vloot de haven van Tripolis was binnengevaren,
zich van het land had meester gemaakt en Antiochus en diens voogd Lysias gedood had.
Er was toen een zekere Alkimus, die reeds eerder hogepriester was geweest, maar die zich ten tijde van de opstand vrijwillig besmet had. Omdat hij begreep dat voor hem alle kansen verkeken waren en dat hij nooit meer tot het heilig brandofferaltaar zou kunnen opgaan,
begaf hij zich in het jaar honderdeenenvijftig naar koning Demetrius en bood hem een gouden krans aan, een palmtak en bovendien enkele olijftakken, naar het gebruik van de tempel van Jeruzalem. Daartoe beperkte hij zich die dag.
Maar hij kreeg de gelegenheid om zijn waanzinnig plan ten uitvoer te brengen, toen de koning hem in de vergadering van zijn raad ontbood en hem vroeg naar de gezindheid en plannen van de joden. Alkimus gaf op die vraag het volgende antwoord:
'De joden die Chasideeën worden genoemd en onder leiding staan van Judas de Makkabeeër, sturen steeds weer aan op oorlog en opstand en laten het koninkrijk niet tot welvaart komen.
Dat is de reden waarom ik, beroofd van de waardigheid die mij erfrechtelijk toekomt, ik bedoel het hogepriesterschap, hierheen ben gekomen.
Op de eerste plaats ben ik oprecht bezorgd voor de belangen van de koning, maar vervolgens gaat ook het welzijn van mijn landgenoten mij ter harte, want door het domme drijven van genoemde mannen heeft heel ons volk veel te verduren.
Nu u van al deze dingen op de hoogte bent, koning, moge ik u verzoeken in het belang van het land en ons onderdrukte volk maatregelen te treffen, ingegeven door de menslievendheid, die u allen zo gaarne betoont.
Want zolang Judas leeft, komt er geen vrede in het rijk.'
Na deze woorden van Alkimus maakten de overige vrienden van de koning, die Judas vijandig gezind waren, onmiddellijk van de gelegenheid gebruik en wakkerden de woede van Demetrius aan.
Deze ontbood terstond Nikanor, die vroeger het bevel gevoerd had over het olifantenkorps, benoemde hem tot landvoogd van Judea en zond hem uit
met de opdracht Judas te doden, zijn aanhangers uiteen te jagen en Alkimus als hogepriester in de hoogheilige tempel aan te stellen.
De heidenen die voor Judas uit Judea waren weggevlucht, sloten zich met hele groepen bij Nikanor aan in de verwachting dat de rampspoed en het noodlot van de joden voor hen geluk zouden betekenen.
Toen Judas en zijn mannen hoorden dat Nikanor in aantocht was en dat de heidenen van plan waren aan te vallen, bestrooiden ze zich met stof en baden tot degene die Israël voor eeuwig tot zijn volk gemaakt heeft en die steeds weer opnieuw met duidelijke tekenen voor zijn eigendom opkomt.
Op bevel van hun aanvoerder trokken ze terstond vandaar op en raakten bij het dorp Dessau met de vijand slaags.
Verbluft door het plotseling verschijnen van de vijand, leed Simon, de broer van Judas, bij het samentreffen met Nikanor een lichte nederlaag.
Toch durfde Nikanor het niet te laten aankomen op een beslissing door wapengeweld; daarvoor had hij teveel gehoord over de dapperheid van Judas en zijn mannen en over de moed waarmee ze streden voor hun vaderland.
Daarom vaardigde hij Posidonius, Teodotus en Mattatias af om over vredesvoorwaarden te onderhandelen.
Na een uitvoerig onderzoek van de voorwaarden, stelde de aanvoerder zijn troepen ervan op de hoogte. Eenstemmig hechtten die hun goedkeuring aan de overeenkomst.
Er werd een dag vastgesteld waarop de twee aanvoerders elkaar zouden ontmoeten. Van beide kanten kwam een voertuig naar voren en in het midden werden zetels geplaatst.
Judas had op geschikte plaatsen gewapende mannen opgesteld, voor het geval dat de vijand onverwachts verraad mocht plegen. Het onderhoud verliep echter bevredigend.
Nikanor verbleef in Jeruzalem zonder iets te doen dat misplaatst was; het volk dat zich in groepen bij hem aangesloten had, zond hij weg.
Hij ging veel met Judas om, daar hij zich tot die man voelde aangetrokken.
Hij gaf hem de raad te trouwen en een gezin te stichten. Judas deed dat, was gelukkig en genoot van het leven.
Toen Alkimus deze wederzijdse vriendschap bemerkte, ging hij met een afschrift van het gesloten verdrag naar Demetrius en beschuldigde Nikanor ervan plannen te koesteren die met de belangen van het rijk in strijd waren, want Judas, de vijand van het koninkrijk, had hij tot opvolger bevorderd.
De koning was woedend en opgehitst door de lasterpraatjes van deze schurk schreef hij Nikanor een brief waarin hij zijn misnoegen uitsprak over het verdrag en hem beval de Makkabeeër onverwijld geboeid naar Antiochie te sturen.
Toen Nikanor dit bevel onder ogen kreeg, was hij zeer ontdaan; het viel hem hard de overeenkomst teniet te doen, daar Judas op geen enkel punt in gebreke was gebleven.
Maar omdat hij niet tegen de koning kon ingaan, wachtte hij een geschikte gelegenheid af om met een list het bevel ten uitvoer te kunnen brengen.
Van zijn kant ontging het de Makkabeeër niet, dat Nikanor hem strenger behandelde en bij hun regelmatige ontmoetingen norser was geworden. Hij begreep dat deze gestrengheid geen goeds voorspelde. Daarom verzamelde hij een groot aantal van zijn mannen om zich heen en hield zich voor Nikanor schuil.
Zodra Nikanor bemerkte dat Judas hem op een nette manier te vlug af was geweest, ging hij naar de hoogheilige tempel en beval de priesters, die op dat ogenblik de gebruikelijke offers opdroegen, die man uit te leveren.
Toen ze onder ede verklaarden dat ze niet wisten, waar de man die hij zocht zich bevond,
hief hij zijn rechter hand op tegen de tempel en zwoer: 'Als jullie Judas niet geboeid aan mij uitleveren, maak ik dit heiligdom met de grond gelijk, slecht ik het brandofferaltaar en bouw ik op dezelfde plaats een prachtige tempel voor Dionysus.'
Na deze bedreiging ging hij weg. De priesters hieven hun handen ten hemel en riepen Degene aan die altijd voor ons volk strijdt; ze baden aldus:
'Heer, hoewel Gij niets nodig hebt, hebt Gij toch een tempel gewild, om onder ons te wonen.
Welnu, heilige Heer, bron van alle heiligheid, behoed dit huis, dat onlangs is gereinigd, altijd voor ontwijding.'
Een zekere Razis, een van de oudsten van Jeruzalem, werd bij Nikanor aangeklaagd. Hij was een man die zijn medeburgers een warm hart toedroeg, in hoog aanzien bij hen stond en vanwege zijn toewijding vader der joden werd genoemd.
In de voorafgaande periode van de opstand had hij een veroordeling opgelopen vanwege zijn joodse gezindheid en in zijn onwrikbare standvastigheid lijf en leden voor het jodendom op het spel gezet.
Om een bewijs te leveren van zijn vijandige gezindheid jegens de joden, zond Nikanor meer dan vijfhonderd soldaten om Razis gevangen te nemen.
Want hij was ervan overtuigd, dat hij de joden met deze aanhouding een zware slag zou toebrengen.
Om zich van de toren meester te maken, waarin Razis zich ophield, forceerden de troepen de hoofdingang en kregen ze opdracht vuur aan de deuren te leggen. Toen Razis zich van alle kanten omsingeld zag, stak hij het zwaard in zijn borst.
In zijn fierheid wilde hij liever sterven dan in handen van schurken vallen, die hem zouden mishandelen op een wijze die zijn hoge afkomst onwaardig was.
Maar in zijn overijling had hij zich niet op de juiste plaats geraakt. Terwijl de soldaten reeds door de poort naar binnen drongen, liep hij onverschrokken de muur op en stortte zich moedig op de menigte.
Deze week snel een stuk achteruit, zodat hij in een open ruimte terechtkwam.
Hoewel het bloed uit zijn zwaar gekwetste lichaam stroomde, leefde hij nog. Gloeiend van verontwaardiging stond hij op, liep door de menigte heen en ging op een steile rots staan.
Reeds geheel leeggebloed, rukte hij zich de ingewanden uit het lijf en wierp ze met beide handen op de menigte. Nadat hij de Heer van het leven en van de geest had gesmeekt ze hem weer terug te geven, stierf hij.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test