HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Niet lang daarna zond de koning een oude Athener, die de joden moest dwingen de wet van hun voorvaderen te verloochenen en zich niet meer te houden aan de geboden van God.
Hij had opdracht de tempel van Jeruzalem te ontheiligen door hem toe te wijden aan Zeus Olympius; de tempel op de berg Gerizzim moest hij, overeenkomstig het karakter van de bewoners van die plaats, toewijden aan Zeus Xenius.
Het om zich heen grijpen van het kwaad viel zelfs de grote massa van het volk zwaar en het ergerde zich erover.
In de tempel vierden de heidenen liederlijke en uitgelaten feesten, zij maakten er plezier met courtisanen, hielden in de heilige voorhoven gemeenschap met vrouwen en brachten er allerlei dingen binnen die er niet mochten zijn.
Het brandofferaltaar lag vol met slachtoffers die met de heilige gebruiken in strijd waren en door de wet waren verboden.
Het was niet langer geoorloofd de sabbat te onderhouden, de voorvaderlijke feesten te vieren, in een woord een belijdend jood te zijn.
Met geweld werd men gedwongen deel te nemen aan de offermaaltijd, die maandelijks op de geboortedag van de koning werd gehouden; op het feest van Dionysus moest men met klimop omkranst meedoen in de op tocht ter ere van Dionysus.
Op aanraden van Ptolemeus werd besloten dat de naburige Griekse steden met betrekking tot de joden dezelfde gedragslijn zouden volgen en dat ze de joden aan de offermaaltijden zouden laten deelnemen;
degenen die weigerden de Griekse gewoonten over te nemen, moesten worden gedood. Het was toen duidelijk dat de joden veel lijden te wachten stond.
Zo werden twee vrouwen opgebracht, die hun kinderen hadden besneden. Men hing ze de zuigelingen aan de borst, voerde ze aan de spot van het volk ten prooi door de stad en wierp ze toen van de stadsmuur naar beneden.
Anderen waren in dichtbij de stad gelegen grotten samengekomen om in het geheim de sabbat te vieren. Ze werden aan Filippus verraden en deze liet ze levend verbranden; uit eerbied voor de heiligheid van de sabbat durfden ze zich niet te verdedigen.
Allen die dit boek in handen krijgen verzoek ik zich niet te ergeren aan deze rampspoed, maar te bedenken dat deze bestraffing niet de ondergang, maar de verbetering van ons volk ten doel had.
Het is een bewijs van grote welwillendheid, als God de zondaars niet lang ongemoeid laat, maar ze spoedig tuchtigt.
Terwijl de Heer bij de andere volken met de bestraffing lankmoedig wacht tot ze de maat van hun zonden hebben volgemaakt, doet Hij dat niet met ons.
Als Hij onze zonden tot het uiterste liet voortwoekeren, zou zijn bestraffing te laat komen.
Maar Hij wil ons zijn barmhartigheid nooit onthouden en daarom is het feit dat Hij zijn volk tuchtigt met rampen, een teken dat Hij het niet in de steek laat.
Na dit in enkele woorden in herinnering te hebben geroepen, gaan we nu weer verder met ons verhaal.
Eleazar, een van de voornaamste schriftgeleerden, een man op jaren en een indrukwekkende verschijning, werd gedwongen varkensvlees te eten.
Maar hij verkoos een roemvolle dood boven een besmeurd leven: hij ging vrijwillig naar de pijnbank,
zo gaf hij een voorbeeld dat men moedig moet navolgen, door spijzen te weigeren, waarvan het genot niet door de liefde voor het leven gewettigd kan worden.
Degenen die belast waren met de leiding bij dat afschuwelijke offermaal, namen Eleazar, die een oude bekende van hen was, ter zijde en spoorden hem aan vlees te halen dat hij eten mocht; hij zou het zelf klaar kunnen maken, als hij maar deed alsof hij at van het offervlees, dat door de koning was voorgeschreven.
Deed hij dat, dan zou hij niet gedood worden, maar op grond van hun oude vriendschap vriendelijk worden bejegend.
Maar hij nam een nobel besluit, zijn leeftijd waardig en passend bij het aanzien dat zijn ouderdom hem gaf, bij de adel van zijn grijze haren, die hij met ere droeg, bij het voorbeeldig leven dat hij van zijn jeugd af geleid had, een besluit dat bovenal in overeenstemming was met de heilige wet, door God zelf gegeven, en verklaarde zonder enige aarzeling dat men hem maar naar het dodenrijk moest sturen.
Want, zo zei hij, op onze leeftijd past het niet te huichelen. Veel jonge mannen zouden dan geloven dat de negentigjarige Eleazar de zeden van de heidenen had aangenomen;
en door mijn huichelarij, waardoor ik mijn leven een heel klein beetje kan verlengen, zouden zij op een dwaalspoor worden gebracht en daar ik voor die dwaling verantwoordelijk zou zijn, zou ik schande en smaad brengen over mijn oude dag.
En al ontkom ik voor het ogenblik aan een bestraffing door de mensen, nooit, het zij levend of dood, ontkom ik aan de hand van de Almachtige.
Daarom geef ik er de voorkeur aan nu moedig van dit leven afscheid te nemen; dan toon ik mij mijn ouderdom waardig
en laat ik de jongeren een edel voorbeeld na van hoe men vrijwillig en fier kan sterven voor de eerbiedwaardige en heilige wet.' Na deze woorden ging hij naar de pijnbank.
Degenen die hem zo juist nog welwillend gezind waren, voerden hem nu vol haat naar de folterplaats, daar wat hij gezegd had in hun ogen krankzinnig was.
Voordat Eleazar onder de slagen bezweek, verzuchtte hij: 'De Heer weet in zijn heilige wijsheid, dat ik aan de dood kon ontkomen; en al lijd ik in mijn lichaam door de geseling gruwelijke pijnen, in mijn ziel voel ik vreugde dit alles uit eerbied voor Hem te ondergaan.'
Zo stierf hij en liet door zijn dood niet alleen aan de jongeren, maar ook aan het grootste deel van het volk een voorbeeld na van edele gezindheid en onvergetelijke deugd.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge