HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In de boeken staat niet alleen dat de profeet Jeremia de ballingen beval, iets van het vuur mee te nemen, zoals reeds is gezegd,
maar ook dat hij hun de wet gaf en hun daarbij op het hart drukte, de geboden van de Heer niet te vergeten en zich niet te laten misleiden door de fraai versierde gouden en zilveren beelden, die ze zouden zien.
Naast andere vermaningen drong hij erop aan voortdurend met de wet bezig te zijn.
Verder staat er in hetzelfde geschrift, dat de profeet op goddelijke ingeving de verbondstent en de ark liet halen en achter hem aandragen, terwijl hij de berg beklom die Mozes bestegen had om het land van God te aanschouwen.
Daar aangekomen vond Jeremia een rotsspelonk; daarin plaatste hij de tent, de ark en het reukofferaltaar en sloot de toegang af.
Toen enigen van zijn metgezellen er weer heen gingen om de weg te markeren, konden ze de plaats niet meer vinden.
Toen Jeremia van hun poging hoorde, deed hij hun verwijten en zei: 'Die plaats moet onbekend blijven, totdat God zijn volk weer samenbrengt en het barmhartigheid betoont.
Dan zal de Heer dat alles weer te voorschijn brengen; dan zal de glorie van de Heer in een wolk verschijnen, zoals dat gebeurd is in de tijd van Mozes en ook in die van Salomo, toen hij bad, dat de tempel op grootse wijze geheiligd mocht worden.'
Ook werd erin verhaald, wat Salomo in zijn wijsheid deed toen hij bij de voltooiing van de tempel het inwijdingsoffer opdroeg:
zoals er op Mozes' gebed tot de Heer vuur uit de hemel was neergedaald, zo daalde er ook op zijn gebed vuur neer en dit verteerde de brandoffers.
Met betrekking tot dat offer heeft Mozes verklaard: 'Omdat het zondeoffer niet genuttigd is, is het door het vuur verteerd.'
Ook Salomo vier de acht dagen lang het inwijdingsfeest.
Behalve deze dingen vermelden die boeken, namelijk de gedenkschriften van Nehemia, ook dat Nehemia een bibliotheek had aangelegd, waarin hij de boeken bijeenbracht die betrekking hadden op de koningen, de geschriften van de profeten en die van David, alsmede de brieven van de koningen betreffende schenkingen aan de tempel.
Nu heeft Judas die boeken, die door de oorlog, waarin wij gewikkeld zijn geraakt, verspreid waren, weer bijeengebracht en zijn ze weer in ons bezit.
Mocht u ze nodig hebben, dan kunt u ze laten halen.
Wij schrijven u, omdat we van plan zijn de reiniging van de tempel te vieren. We zouden het op prijs stellen als u dat feest meeviert.
God, die heel zijn volk bevrijd heeft en het land, het koningschap en de tempel aan zijn volk heeft teruggegeven,
zoals Hij dat in de wet had beloofd, God zal zich spoedig, naar wij hopen, over ons ontfermen en ons van alle windstreken weer bijeen brengen in zijn heilig land. Want Hij heeft ons uit grote nood verlost en de tempel gereinigd.
De geschiedenis van Judas de Makkabeeër en van zijn broers, de reiniging van de beroemde tempel en de wijding van het altaar,
de oorlogen tegen Antiochus Epifanes en zijn zoon Eupator,
de hemelse verschijningen die ten deel zijn gevallen aan degenen die met zoveel toewijding en zo heldhaftig streden voor het jodendom, dat ze ondanks hun klein aantal heel het land veroverd en de legers der barbaren verjaagd hebben,
dat ze de wereldberoemde tempel teruggewonnen en de stad bevrijd hebben en dat ze de wetten, die bijna waren afgeschaft, weer in ere hersteld hebben, dank zij de grote goedheid die de Heer hun betoonde:
dat alles heeft Jason van Cyrene in vijf boeken beschreven. Wij zullen trachten deze in een boek samen te vatten.
Naar onze mening vormen de grote massa getallen en de overvloed aan materiaal, die dat werk biedt, een moeilijkheid voor degenen die zich in de beschrijving van die geschiedenis willen verdiepen.
Daarom hebben wij ernaar gestreefd om onderhoudend en bevattelijk te zijn, zodat allen die ons werk in handen krijgen, zowel de eenvoudige lezer als degene die de feiten in zijn geheugen wil prenten, er hun voordeel mee kunnen doen.
Voor ons was het schrijven van deze samenvatting geen gemakkelijk werk, maar een moeizame arbeid die veel zweetdruppels en slapeloze nachten heeft gekost,
juist zoals het iemand die een feestmaal moet bereiden, niet zal gelukken om zonder moeite al zijn gasten tevreden te stellen. Toch hebben we ons deze moeite gaarne getroost, omdat we daardoor velen van dienst zijn.
Het nauwkeurig onderzoek naar de feiten hebben wij overgelaten aan de schrijver, om alle zorg te kunnen besteden aan de samenstelling van het uittreksel.
De architect van een nieuw huis moet voor de hele bouw zorgen, terwijl degene die het op zich genomen heeft er schilderingen in aan te brengen, zich alleen om een passende versiering hoeft te bekommeren. Dat is, dunkt me, ook met ons het geval.
Het is de taak van de geschiedschrijver op het onderwerp in te gaan, het van alle kanten te bekijken, en het in zijn onderdelen nauwkeurig te onderzoeken.
Maar iemand die een boek samenvat heeft het recht bondigheid van stijl na te streven en af te zien van volledigheid in de behandeling van het onderwerp.
Laten we dan nu met ons verhaal beginnen zonder nog iets aan het gezegde toe te voegen: het zou immers dwaas zijn een lang voorwoord te schrijven op een verhaal dat we willen inkorten.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge