HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Johannes vertrok uit Gezer om zijn vader Simon te melden wat Kendebeus deed.
En Simon sprak tot zijn twee oudste zoons, Judas en Johannes: 'Ik, mijn broers en de familie van mijn vader hebben van onze jeugd af tot nu toe de vijanden van Israël bestreden en herhaalde malen is het ons gelukt Israël te bevrijden.
Nu ben ik oud geworden, maar jullie zijn, dank zij Gods barmhartigheid in de kracht van je jaren. Neem daarom mijn plaats en die van mijn broer in, trek ten strijde voor ons volk en moge de hulp van de hemel met jullie zijn!'
Simon riep uit het land twintigduizend man voetvolk en ruiters op. Die trokken tegen Kendebeus op en brachten de nacht door in Modein.
Toen ze 's morgens de vlakte in trokken kwam hun een groot leger van voetvolk en ruiters tegemoet. Tussen beide legers liep een beek.
Johannes stelde zich met zijn leger tegenover de vijand op; toen hij bemerkte dat zijn mannen bang waren om de beek over te steken, ging hij zelf het eerst, waarop zijn leger hem volgde.
Omdat de vijandelijke ruiterij zeer talrijk was, verdeelde hij zijn leger en plaatste hij zijn ruiterij tussen het voetvolk.
Toen staken ze de trompet en Kendebeus werd met zijn leger terug gedreven; velen sneuvelden, de overigen trachtten naar de vesting te vluchten.
In de strijd werd Judas, de broer van Johannes gewond. Johannes achtervolgde de vijand tot Kedron, dat Kendebeus versterkt had.
Daar anderen een toevlucht gezocht hadden in de torens in het gebied van Asdod, stak hij die in brand. Zo kwamen er van de vijand ongeveer tweeduizend man om. Daarna keerde hij behouden naar Judea terug.
Simon verraderlijk vermoord
Ptolemeus, de zoon van Abubus, was bevelhebber in de vlakte van Jericho. Hij bezat veel zilver en goud,
want hij was de schoonzoon van de hogepriester.
Hierdoor hoogmoedig geworden wilde hij zich meester maken van het land. Daartoe besloot hij Simon en zijn zonen op listige wijze uit de weg te ruimen.
Simon was gewoon de steden in het land af te reizen, bekommerd om de behartiging van hun belangen. Zo kwam hij, vergezeld van zijn zonen Mattias en Judas, ook in Jericho. Het was in de elfde maand, de maand Sebat, van het jaar honderdzevenenzeventig.
De zoon van Abubus nodigde hem op arglistige wijze uit naar de kleine vesting Dok, die hij had gebouwd. Daar richtte hij een groot drinkgelag voor hen aan, terwijl hij er zijn handlangers verborgen hield.
Toen Simon en zijn zonen goed gedronken hadden, kwam Ptolemeus met zijn handlangers te voorschijn; ze grepen hun wapens, gingen de feestzaal binnen, wierpen zich op Simon en doodden hem en zijn twee zonen en enigen van zijn gevolg.
Daardoor pleegde hij zwaar verraad en vergold hij goed met kwaad.
Ptolemeus zond hiervan schriftelijk bericht aan de koning met het verzoek hem hulptroepen te sturen en het bestuur over de steden en het land aan hem over te dragen.
Ook naar Gezer zond hij handlangers die Johannes uit de weg moesten ruimen. De legeroversten nodigde hij per brief uit bij hem te komen, dan zou hij hun zilver, goud en andere geschenken geven.
Tenslotte stuurde hij nog handlangers om Jeruzalem en de tempelberg te bezetten.
Maar iemand was hem voor geweest en had Johannes in Gezer reeds gemeld, dat zijn vader en zijn broers vermoord waren, en hem gewaarschuwd dat Ptolemeus handlangers uitgestuurd had om hem te doden.
Bij dit bericht schrok hij hevig. De mannen die hem kwamen doden, liet hij grijpen en ter dood brengen; want hij kende hun bedoelingen.
Verdere bijzonderheden over Johannes, over zijn krijgsverrichtingen en heldendaden, over de bouw van de stadsmuren die hij optrok en zijn overige daden
zijn, te beginnen met de dag dat hij zijn vader opvolgde als hogepriester, te vinden in de annalen van zijn hogepriesterschap.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge