HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Er komt een dag van Jahwe, een dag waarop gij geplunderd wordt en de buit binnen uw muren wordt verdeeld.
Ik zal namelijk alle volken bijeenbrengen om tegen Jeruzalem te strijden; de stad zal worden veroverd, de huizen geplunderd, de vrouwen verkracht; de helft van de stad gaat in ballingschap, maar de rest van het volk wordt niet uit de stad weggehaald.
Want dan trekt Jahwe uit en bindt Hij de strijd aan tegen die volken, zoals Hij gedaan heeft op de dag van het handgemeen.
Op die dag zal Hij zijn voeten op de Olijfberg zetten, die tegenover Jeruzalem ligt, aan de oostkant; dan splijt de Olijfberg in tweeën, van oost naar west, zodat er een geweldig dal ontstaat; de ene helft van de berg wijkt noordwaarts, de andere helft zuidwaarts.
Dan zult gij het dal in vluchten, tussen mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal tot Asel reiken. Gij zult vluchten zoals gij gevlucht zijt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal Jahwe, mijn God, zijn intocht doen en zullen alle heiligen met u zijn.
Op die dag zal er geen licht meer zijn, maar koude en vorst;
een dag zal er zijn, alleen aan Jahwe bekend, dat er dag noch nacht is, maar op het avonduur zal het licht worden.
Op die dag zal er levend water uit Jeruzalem stromen, de ene helft naar de oostelijke zee, de andere helft naar de westelijke zee, zo zal het zijn, zomer en winter.
Jahwe zal koning zijn over de gehele aarde: op die dag zal Jahwe de enige zijn en zijn naam de enige naam.
Heel het land zal worden als de vlakte tussen Geba en Rimmon, dat ten zuiden van Jeruzalem ligt; maar dit zal hoogverheven op zijn plaats blijven, van de Benjaminpoort tot de plaats van de oude poort, de Hoekpoort, en van de Chananeltoren tot de koninklijke perskuipen.
Daar zal men wonen en er zal geen banvloek meer zijn; Jeruzalem zal een veilige woonplaats zijn.
Maar dit zal de ramp zijn, waarmee Jahwe al de volken zal slaan, die tegen Jeruzalem zijn opgetrokken: Hij zal hun vlees doen wegteren, terwijl ze nog op hun voeten staan; hun ogen zullen in de kassen wegteren en hun tong zal wegteren in hun mond.
Die ramp zal ook de paarden, de muildieren, de kamelen en de ezels treffen, en dezelfde ramp al de andere dieren, die zich in die legerkampen bevinden.
Op die dag zal Jahwe een hevige paniek onder hen doen uitbreken; de ene man zal grijpen naar de hand van de andere en zij zullen handgemeen worden.
Ook Juda zal in Jeruzalem strijden; de rijkdom van al de omwonende volken zal verzameld worden: goud, zilver en een overvloed van gewaden.
En alle overlevenden van al de volken die tegen Jeruzalem waren opgetrokken zullen dan ieder jaar opgaan om zich neer te buigen voor de koning, Jahwe van de machten, en om het loofhuttenfeest te vieren.
Maar als er iemand uit de geslachten der aarde is, die niet naar Jeruzalem zal opgaan om zich neer te buigen voor de koning, Jahwe van de machten: voor die mensen zal er dan geen regen vallen.
En als het geslacht van de Egyptenaren niet opgaat en in de stad komt, dan zal hen de ramp treffen, waarmee Jahwe de volken slaat, die niet opgaan om het loofhuttenfeest te vieren.
Dit zal de straf van Egypte zijn en de straf van al de volken die niet opgaan om het loofhuttenfeest te vieren.
Die dag zal er op de bellen van de paarden staan: 'Aan Jahwe toegewijd!' De kookpotten in de tempel van Jahwe zullen even heilig zijn als de plengschalen die voor het altaar staan.
Ja, alle kookpotten in Jeruzalem en in Juda zullen zijn toegewijd aan Jahwe van de machten, zodat al degenen die komen offeren daaruit zullen kiezen om erin te koken. En er zal geen Kanaäniet meer zijn in de tempel van Jahwe van de machten, op die dag.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge