HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Dit liet de Heer, Jahwe, mij zien: Hij vormde een zwerm sprinkhanen, toen het nagras begon op te komen, het nagras na de oogst voor de koning.
En toen zij al het groen op het land hadden afgevreten, riep ik: 'Heer, Jahwe, vergeef ons toch! Hoe zal Jakob dit overleven? Hij is zo klein!'
Toen kreeg Jahwe er spijt van.' Het zal niet gebeuren,' sprak de Heer, Jahwe.
Dit liet de Heer, Jahwe, mij zien: de Heer, Jahwe riep op tot een geding door het vuur. Het vuur verteerde de grote vloed en ging ook het bouwland verteren.
Maar ik riep: 'Heer, Jahwe, houd toch op! Hoe zal Jakob dit overleven? Hij is zo klein!'
Toen kreeg Jahwe er spijt van.' Ook dit zal niet gebeuren,' sprak de Heer, Jahwe.
Dit liet de Heer, Jahwe, mij zien: de Heer stond op een loodrechte muur met een paslood in zijn hand.
En Jahwe vroeg mij: 'Wat ziet gij Amos?' Ik antwoordde: 'Een paslood.' Toen zei de Heer: 'Let op! Ik laat dit paslood dwars door mijn volk Israël gaan; Ik ga het niet langer genadig voorbij.
Isaaks offerhoogten worden verwoest, Israëls heiligdommen in puin gelegd, en tegen het huis van Jerobeam keer Ik Mij met het zwaard.'
Toen stuurde Amasja, de priester van Betel, aan Jerobeam, koning van Israël, deze boodschap: 'Binnen uw eigen Israël smeedt Amos een komplot tegen u; het land is tegen al die dreigementen van hem niet bestand.
Want hij, Amos, zegt: 'Jerobeam zal sterven door het zwaard en Israël wordt van zijn eigen grond verbannen.'
En Amasja zei tegen Amos: 'Ziener, u moet maken dat u wegkomt! Verdwijn naar Juda en verdien daar uw brood maar met profeteren!
Hier in Betel mag u niet meer profeteren, want dit heiligdom is van de koning en dit gebouw van het rijk.'
Amos gaf Amasja ten antwoord: 'Ik ben geen profeet of lid van een profetengilde, ik ben veehoeder en vijgenkweker.
Maar Jahwe heeft mij achter mijn beesten weggehaald en het is Jahwe die mij achter mijn beesten weggehaald heeft: Trek als profeet naar mijn volk Israël.
Daarom: hoor het woord van Jahwe. U zegt wel: Je mag tegen Israël niet profeteren, tegen het huis Israël niet schuimbekken.
Maar zo spreekt Jahwe: Uw vrouw zal in deze stad ontucht plegen, uw zonen en dochters zullen omkomen door het zwaard, uw eigen grond zal met het meetsnoer verkaveld worden; zelf zult gij op onreine grond moeten sterven en Israël wordt van zijn eigen grond verbannen.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge