HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Hoort het woord van Jahwe, zonen van Israël! Jahwe heeft een aanklacht tegen de bewoners van het land: er bestaat geen trouw en geen vroomheid meer, en van God wil men niet meer weten in het land.
Zweren en liegen, moorden, stelen en echtbreken zijn er schering en inslag, bloedbad volgt er op bloedbad.
Daarom verdroogt het land en kwijnen al zijn bewoners weg; de dieren op het veld, de vogels in de lucht, de vissen in de zee komen zelfs om.
Laat echter niemand beschuldigingen uitspreken, niemand vonnissen vellen. Mijn aanklacht richt zich, priester, tegen u:
gij struikelt vandaag en vannacht struikelt ook de profeet, met u. Ik zal uw moeder doen verstommen.
Mijn volk verstomt omdat het niet van God wil weten, maar gij, gij zijt het die de kennis van God verworpen hebt: daarom verwerp ik u als mijn priester. Gij hebt de wet van uw God vergeten: daarom vergeet ik uw zonen ook.
Zo talrijk als zij zijn, even talrijk zijn hun zonden tegen Mij. Ik maak hun glorie tot schande.
Zij eten van de zonde van mijn volk en gnuiven om zijn schuld.
Daarom staat de priester hetzelfde lot te wachten als het volk: Ik vraag hem rekenschap van zijn gedrag, Ik zet hem zijn daden betaald.
Dan zullen zij eten zonder verzadigd te worden, tot ontucht verleiden zonder er baat van te hebben, want zij hebben Jahwe verlaten en hebben de ontucht in stand gehouden.
Wijn en most beroven mijn volk van zijn verstand.
Het raadpleegt zijn stuk hout en zijn stok heeft het voor het zeggen. De geest van ontucht heeft hen misleid, door hun ontucht lopen zij weg van hun God.
Op de bergtoppen brengen zij offers, op de heuvels branden zij wierook onder eik en populier en terebint, want de schaduw is daar zo goed. Geen wonder dat uw dochters ontucht plegen en uw schoondochters overspel begaan!
Maar niet uw dochters zal Ik ter verantwoording roepen voor hun ontucht en niet uw schoondochters voor hun overspel. De heren zoeken het immers zelf bij de hoeren en brengen hun offers in het gezelschap van tempeldeernen! Het domme volk komt ten val
met dat ontuchtige gedoe! Gij Israël, maak u toch niet schuldig - en ook Juda niet! -, ga toch niet naar Gilgal, trek toch niet op naar Bet-awen en zweer daar niet bij het leven van Jahwe!
Als een rebelse koe, zo rebels is Israël. en Jahwe zou het moeten weiden als een lam in het wijde veld?
Efraim is aan afgodsbeelden verknocht. Laat hem!
Nauwelijks is de dronkenschap voorbij, of zij storten zich in de ontucht; zij zijn verslingerd aan de schande van de schaamtelozen.
Een stormwind wikkelt hen in vleugels. Hun altaren staan voor schande.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge