HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
Mensenkind, profeteer en zeg: Dit zegt Jahwe de Heer: Weeklaag: 'Ach, die dag!'
Want nabij is de dag, nabij is de dag van Jahwe, de donkere dag, waarop het uur van de volken zal slaan.
Het zwaard zal over Egypte komen; in Kus zal men sidderen van angst. In Egypte zullen doden vallen; men sleept er de rijkdom weg en haalt omver wat overeind staat;
de Kusieten, de Putieten, de Ludieten, alle vreemdelingen in Egypte woonachtig, de Libiërs en de zonen van het verbond zullen met de Egyptenaren vallen door het zwaard.
Dit zegt Jahwe de Heer: Zij die Egypte steunen zullen vallen; zijn trotse kracht zal ineenstorten, van Migdol tot Syene zullen ze vallen door het zwaard, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Egypte zal het lot delen van alle verwoeste landen, zijn steden dat van alle in puin gelegde steden
en ze zullen erkennen dat Ik Jahwe ben. Ik stort vuur uit over Egypte en vernietig al zijn bondgenoten.
Op die dag zal Ik boden op schepen naar het onbezorgde Kus laten gaan om het schrik aan te jagen; de Kusieten zullen sidderen van angst als het uur van Egypte geslagen heeft, en dat is nabij.
Dit zegt Jahwe de Heer: Door koning Nebukadnessar van Babel zal Ik een einde maken aan de feestroes van Egypte.
Hem en zijn leger, samengebracht uit de meest geduchte volken, stuur Ik om het land te verwoesten. Ze zullen hun zwaarden tegen Egypte trekken en het land met lijken bedekken.
Ik zal de Nijl droogleggen en het land prijsgeven aan woestelingen. Ik zal het land met al wat er op is door barbaren laten verwoesten; Ik, Jahwe, heb gesproken.
Dit zegt Jahwe de Heer: Ik zal de afschuwelijke goden vernietigen en de rijksgroten uit Nof doen verdwijnen; er zal in Egypte geen vorst meer zijn. Ik breng het land in paniek,
Ik zal Patros verwoesten, Soan in brand steken en aan No mijn strafgericht voltrekken.
Ik ga mijn woede koelen aan Sin, het bolwerk van Egypte, en de volksmassa's van No uitroeien.
Ik zal vuur uitstorten over Egypte: Sin zal ineenkrimpen van pijn, in No worden bressen geslagen en Nof zal op klaarlichte dag aan angst ten prooi zijn.
De jongemannen van On en Pi-beset zullen vallen door het zwaard en de bevolking zal in ballingschap gaan.
Tachpanches zal bij dag in duister gedompeld worden, als Ik daar de skepters van Egypte breek. Gebroken wordt daar zijn overmoedige trots, een wolk zal Egypte bedekken en zijn dochters zullen in ballingschap gaan.
Zo zal Ik mijn strafgericht aan Egypte voltrekken, opdat ze erkennen dat Ik Jahwe ben.
In het elfde jaar, op de zevende dag van de eerste maand, werd het woord van Jahwe tot mij gericht:
Mensenkind, Ik heb de arm van Farao, de koning van Egypte gebroken; hij wordt niet verzorgd, niet behandeld met geneesmiddelen, noch verbonden; hij krijgt nooit meer de kracht om het zwaard te hanteren.
Daarom, zegt Jahwe de Heer: Ik reken met Farao, de koning van Egypte, af. Ik zal zijn beide armen breken, nu ook de gezonde, bij de arm die al gebroken is, en hem zo het zwaard uit de hand doen vallen.
Ik zal de Egyptenaren onder de volken verspreiden en ze verstrooien over de landen.
De arm van de koning van Babel zal Ik sterk maken en hem mijn zwaard in de hand geven, maar de armen van Farao zal Ik breken; en kermend als een dodelijk gewonde zal hij voor de koning van Babel bezwijken.
De armen van de koning van Babel zal Ik sterk maken, maar de armen van Farao zullen alle kracht verliezen. Egypte zal weten dat Ik Jahwe ben: Ik geef de koning van Babel mijn zwaard in de hand en hij zal er Egypte mee treffen.
Ik zal de Egyptenaren onder de volkeren verspreiden en ze verstrooien over de landen, opdat ze erkennen dat Ik Jahwe ben.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge