HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
Mensenkind, zeg tegen de vorst van Tyrus: Dit zegt Jahwe de Heer: Gij bent hoogmoedig geworden en hebt gezegd: 'Ik ben een god, ik zit op een goddelijke troon, midden op zee.' Ofschoon ge maar een mens bent, en geen god, hebt ge gemeend goddelijke wijsheid te bezitten.
Ja, ge bent wijzer dan Daniël; gene geheim is voor u verborgen.
Door uw wijsheid en behendigheid hebt ge rijkdommen verworven en goud en zilver vergaard in uw schatkamers.
Door uw koopmanstalent hebt ge uw bezit vergroot en zo bent ge trots geworden op uw rijkdom.
Daarom zegt Jahwe de Heer: omdat ge gemeend hebt goddelijke wijsheid te bezitten,
stuur Ik barbaren op u af, de meest geduchte volken. Die zullen hun zwaarden trekken tegen uwe majesteit met al haar wijsheid en uw luister zullen ze onteren.
In de onderwereld zullen ze u doen afdalen en ge zult een gewelddadige dood sterven, midden op zee.
Als ge oog in oog staat met hem die u doodt, zult ge dan nog volhouden dat ge een god bent? In de macht van hem die u neerslaat zult ge ervaren dat ge een mens bent en geen god.
Door de hand van barbaren zult ge een smadelijke dood sterven. Zo heb ik gesproken, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
Mensenkind, hef een klaaglied aan op de koning van Tyrus en zeg hem: Dit zegt Jahwe de Heer: Gij waart een paradijswezen, vol van wijsheid, en uitermate schoon.
Gij waart in Eden, de tuin van God; om u heen een omheining van edelstenen: van robijn, topaas en jaspis, chrysoliet, kornalijn en onyx, saffier, karbonkel en smaragd. Van goud waren de sieraden waarmee gij getooid waart; op de dag dat u geschapen werd waren ze gereed.
Gij waart een kerub met uitgespreide vleugels; tot bewaker had Ik u aangesteld: de heilige berg van God was uw verblijfplaats, daar wandelde gij temidden van flonkerende stenen.
Onberispelijk was uw gedrag op de dag dat ge geschapen werd, maar later zijt ge tot zonde vervallen.
Bij uw uitgebreide handel zijt ge van de ene geweldpleging tot de andere gekomen. Vanwege uw zonden zal Ik u van de berg van God wegslaan, zal Ik u, kerub, die Ik tot bewaker had aangesteld, verjagen uit de tuin met de flonkerende stenen.
Ge waart trots op uw schoonheid; uw pronkzucht heeft uw wijsheid ten val gebracht. Daarom zal Ik u ter aarde werpen, u maken tot een schouwspel voor de koningen.
Door uw grote ongerechtigheid, door uw oneerlijke handel hebt ge uw heiligdom ontwijd; daarom laat Ik een vuur in u oplaaien, dat u verslinden zal; voor de ogen van al uw bewonderaars maak Ik u met de bodem gelijk.
Al uw vrienden onder de volken zullen met verbijstering geslagen zijn. U bent een schrikbeeld geworden en verdwenen voor altijd.
Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
Mensenkind, richt u tot Sidon; profeteer ertegen
en zeg: Dit zegt Jahwe de Heer: Sidon, Ik kom op u af! In uw midden zal Ik mijn heerlijkheid openbaren; als Ik er het strafgericht voltrek, zullen ze erkennen dat Ik Jahwe ben; zo zal Ik tonen dat Ik de Heilige ben.
Ik zal de pest op haar afsturen en in haar straten een bloedbad aanrichten. In haar midden zullen doden vallen door het zwaard dat van alle kanten tegen haar gericht is; ze zullen weten dat Ik Jahwe ben.
Zo zal het volk van Israël geen hinderlijke doorn en stekelige distel meer hebben onder de buurvolken die het verachten; ze zullen verkondigen dat Ik Jahwe ben.
Dit zegt Jahwe de Heer: Als Ik het volk van Israël heb teruggebracht uit de landen waarover ze verspreid zijn, zal Ik door hen aan de volken tonen dat Ik de Heilige ben; dan zullen ze wonen op hun eigen grond, die Ik gegeven heb aan mijn dienaar Jakob,
Daarop zullen ze veilig wonen, huizen bouwen en wijngaarden planten. Als Ik mijn strafgericht heb voltrokken aan de buurvolken die hen veracht hebben, zullen ze in veiligheid leven en zullen ze erkennen dat Ik Jahwe hun God ben.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge