• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Dit woord kwam tot Jeremia voor al de Judeeërs die in Egypte woonden, in de steden Migdol, Tachpanches en Nof en in de streek van Patros:
Dit zegt Jahwe van de machten, Israëls God: Gij hebt zelf de rampen gezien die Ik over Jeruzalem en de andere steden van Juda gebracht heb. Ze zijn nu een puinhoop waar niemand meer woont.
Dat komt, omdat ze Mij door hun misdaden hebben getart: ze hebben offers gebracht en eer bewezen aan andere goden die ze niet kenden, evenmin als gij of hun voorvaderen.
Steeds opnieuw heb Ik mijn dienaars, de profeten, gezonden met de boodschap: `Laat die afschuwelijke praktijken varen; Ik walg ervan.'
Maar ze hebben niet geluisterd en Mij niet gehoorzaamd; ze hebben zich niet bekeerd en zijn offers blijven brengen aan andere goden.
Toen is mijn toorn losgebarsten, mijn woede ontvlamd tegen de steden van Juda en de straten van Jeruzalem. Zo zijn ze de puinhoop en de wildernis geworden die ze nu zijn.
Welnu dan, dit zegt Jahwe, de God van de machten, Israëls God: Waarom doet ge uzelf dit aan? Waarom wilt ge de ondergang van de mannen en vrouwen, de kinderen en zuigelingen van Juda, zodat er niemand meer overblijft?
Waarom tart ge Mij met uw eigengemaakte beelden en brengt ge in Egypte waar ge nu woont, offers aan andere goden? Of wilt ge zelf ook ten onder gaan en een vloek en een schimp worden voor alle volken op aarde?
Zijt ge dan het kwaad vergeten van uw vaderen, van de koningen van Juda en hun vrouwen, of hetgeen gijzelf en uw vrouwen in Juda en in de straten van Jeruzalem bedreven hebt?
Tot op heden heeft niemand berouw, niemand vreest Mij of leeft volgens de wet en de voorschriften die Ik u en uw voorvaderen gegeven heb.
Daarom zegt Jahwe van de machten, Israëls God: Ik heb besloten rampen over u te brengen; heel Juda roei Ik uit.
De rest van Juda die besloot naar Egypte te gaan om daar te wonen, vernietig Ik. Ze komen allemaal om in Egypte door het zwaard en de honger; ze worden tot een vloek, een schrikbeeld, een voorwerp van spot en van smaad.
Al degenen die in Egypte wonen, straf Ik door het zwaard, de honger en de pest, zoals Ik met Jeruzalem heb gedaan.
Van de rest van Juda die in Egypte is gaan wonen, zal niemand ontsnappen of ontkomen; niemand behalve een enkele vluchteling zal terugkeren naar Juda, hoe graag ze dat ook zouden willen.
Maar alle mensen die in Patros in Egypte woonden, al de mannen die wisten dat hun vrouwen offers brachten aan andere goden, en de vrouwen die in groten getale aanwezig waren, antwoordden Jeremia:
`Wij luisteren niet naar wat ons in naam van Jahwe hebt gezegd.
Wij houden ons aan onze beloften: we brengen reukoffers en plengoffers aan de koningin van de hemel, zoals wij vroeger deden in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem, wij en onze voorvaderen, onze koningen en edelen. Toen hadden wij eten in overvloed; het ging ons goed en rampen kenden wij niet.
Maar sinds wij daarmee zijn opgehouden, hebben wij aan alles gebrek en komen wij om door het zwaard en de honger.'
En de vrouwen voegden er aan toe: `Wij blijven reukoffers en plengoffers brengen aan de koningin van de hemel en koeken bakken met haar beeltenis erop. En dat doen wij met instemming van onze mannen.'
Toen zei Jeremia tot alle aanwezigen die hem zo hadden geantwoord, tot de mannen en de vrouwen:
`Denkt u dat Jahwe de offers vergeten is die u en uw voorvaderen, uw koningen, uw edelen en burgers in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem hebben gebracht? Denkt u dat dit Hem niets heeft gedaan?
Hij kon die gruwelijke misdaden van u niet meer verdragen. Daarom is uw land geworden wat het nu is: een puinhoop waar niemand meer woont, een schrikbeeld, een vloek.
U hebt door die offers tegen Jahwe gezondigd en niet naar Hem geluisterd; u hebt zijn wet, zijn voorschriften en bepalingen niet nageleefd; daarom zijn nu deze rampen over u gekomen.'
Tot de vrouwen zei Jeremia: `Luistert naar het woord van Jahwe:
Dit zegt Jahwe van de machten, Israëls God: Vrouwen, u blijft bij wat u beloofd hebt. U zegt: Wij houden de belofte die wij hebben gedaan; wij brengen reukoffers en plengoffers aan de koningin van de hemel. Houdt die belofte dan maar en komt ze na.
Luistert echter naar het woord van Jahwe, mensen van Juda die in Egypte woont: Ik heb bij mijn grote naam gezworen, zegt Jahwe: In heel Egypte zal geen enkele Judeeër nog mijn naam aanroepen of zeggen: Zowaar Jahwe leeft!
Want Ik ben op hun onheil uit, niet op hun heil; alle Judeeërs in Egypte komen om door het zwaard en de honger en worden vernietigd.
Slechts enkelen zullen aan het zwaard ontkomen en uit Egypte terugkeren naar Juda. Al de anderen die zich in Egypte hebben gevestigd zullen ondervinden, wiens woord waar blijkt, het mijne of het hunne.
Door dit teken zult ge weten - godsspraak van Jahwe -, dat Ik u hier ter plaatse straf en dat mijn bedreigingen tegen u uitkomen:
Dit zegt Jahwe: Ik lever Farao Chofra, de koning van Egypte, uit aan de vijanden die hem naar het leven staan, zoals Ik ook koning Sidkia van Juda heb uitgeleverd aan koning Nebukadnessar van Babel, de vijand die hem naar het leven stond.'

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test