HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In de zevende maand kwam Jismaël, zoon van Netanja, zoon van Elisama, die van koninklijke afkomst was, met tien man naar Gedalja, zoon van Achikam, in Mispa. Ze zaten daar samen aan tafel,
toen Jismaël, zoon van Netanja, en zijn tien handlangers plotseling opstonden en Gedalja, zoon van Achikam, zoon van Safan, met het zwaard neerstaken. Zo vermoordde hij de man, die door de koning van Babel als gouverneur van het land was aangesteld.
Ook de Judeeërs die bij Gedalja in Mispa waren, en de soldaten van het Chaldeese garnizoen bracht hij om.
Daags na de moord op Gedalja, toen nog niemand het wist,
kwamen er tachtig mannen aan uit Sichem, Silo en Samaria. Ze hadden hun baard afgeschoren, droegen gekleurde kleren en hadden zich wonden toegebracht. Ze wilden in het huis van Jahwe meeloffers en wierook aanbieden.
Jismaël, zoon van Netanja, ging de stad uit, trad wenend op hen toe en zei: `Welkom bij Gedalja, zoon van Achikam.'
Maar toen zij in de stad kwamen, slachtten Jismaël en zijn mannen hen af en wierpen hen in een regenput.
Maar tien van hen zeiden tot Jismaël: `Dood ons niet. Wij hebben op het land verborgen voorraden: tarwe, gerst, olie en honing.' Deze mannen spaarde hij dus en doodde hen niet zoals hun gezellen.
De put waar Jismaël de lijken van de vermoorde mannen in wierp, was de grote put die koning Asa had aangelegd tijdens de oorlog met koning Baësa van Israël. Jismaël, zoon van Netanja, gooide hem vol met de lijken.
De hele bevolking van Mispa, ook de prinsessen en de mensen die in Mispa waren achtergebleven en die Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, aan de zorgen van Gedalja, zoon van Achikam, had toevertrouwd, werd door Jismaël, zoon van Netanja, gevangen genomen. Hij wilde ze meevoeren naar Ammon.
Toen Jochanan, zoon van Kareach, en de andere officieren hoorden wat Jismaël, zoon van Netanja, had aangericht,
verzamelden zij hun manschappen en rukten tegen hem uit. Bij de grote vijver van Gibeon vonden ze hem.
Toen de mensen die Jismaël uit Mispa had meegevoerd Jochanan, zoon van Kareach, en de andere officieren zagen, waren zij blij.
Ze liepen onmiddellijk naar hem over.
Jismaël zelf en acht anderen wisten aan Jochanan te ontsnappen en vluchtten naar Ammon.
Jochanan, zoon van Kareach, en de officieren die hem vergezelden, aanvaardden vanuit Gibeon de terugtocht met de mannen, de vrouwen, de kinderen en de hovelingen, alle mensen die Jismaël, zoon van Netanja, na de moord op Gedalja uit Mispa had meegevoerd.
Onderweg hielden ze halt in Gerut-kimham, bij Betlehem. Vandaar trokken ze naar Egypte
uit vrees voor de Chaldeeën, vanwege de moord van Jismaël, zoon van Netanja, op Gedalja, zoon van Achikam, die de koning van Babel tot gouverneur van het land had aangesteld.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge