• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Het woord van Jahwe kwam tot Jeremia, nadat Nebuzaradan, de commandant van de lijfwacht, hem in Rama had vrijgelaten. Deze had hem daar geboeid aangetroffen tussen de ballingen van Jeruzalem en Juda die naar Babel werden weggevoerd.
Hij liet Jeremia bij zich brengen en zei hem: `Jahwe uw God heeft de rampen die Hij deze stad had aangekondigd
voltrokken en gedaan wat Hij gezegd had. Omdat u tegen Jahwe hebt gezondigd en niet naar Hem geluisterd, zijn deze rampen over u gekomen.
Ik maak nu uw boeien los. Als u met mij naar Babel wilt gaan, doe dat gerust; ik zal persoonlijk voor u zorgen. Als u niet met mij naar Babel wenst te gaan, ook goed. Het hele land ligt voor u open. U kunt gaan waar u wilt.
Als u hier wenst te blijven, kunt u naar Gedalja, zoon van Achikam, zoon van Safan, gaan, die door de koning van Babel is aangesteld als gouverneur over de steden van Juda. U kunt bij hem blijven onder uw volksgenoten of gaan waar u verkiest.' Daarop gaf de commandant van de lijfwacht aan Jeremia levensmiddelen en geschenken en liet hem gaan.
Jeremia ging naar Gedalja, zoon van Achikam, in Mispa, en bleef bij zijn volksgenoten die in het land waren achtergebleven.
De officieren en manschappen die nog te velde waren, vernamen dat Gedalja, zoon van Achikam, door de koning van Babel als gouverneur was aangesteld en dat hij belast was met de zorg voor de armsten van het land, mannen, vrouwen en kinderen die niet in ballingschap naar Babel waren weggevoerd.
Jismaël, zoon van Netanja, Jochanan en Jonatan, zonen van Kareach, Seraja, zoon van Tanchumet, de zonen van Efai uit Netofa, en Jezanja, de Maakatiet, trokken met hun manschappen naar Gedalja, in Mispa.
Gedalja, zoon van Achikam, zoon van Safan, bezwoer hen: `Onderwerp u gerust aan de Chaldeeën. Blijf in het land en onderwerp u aan de koning van Babel; u zult er wel bij varen.
Ik zelf blijf hier in Mispa om te onderhandelen met de Chaldeeën die naar ons toekomen. U moet de wijn, de vijgen en de olie oogsten en in vaten doen; u kunt u vestigen in de steden die u verkiest.'
Ook de Judeeërs in Moab, Ammon en Edom en overal elders hadden gehoord, dat de koning van Babel een deel van de bevolking in Juda had achtergelaten en dat Gedalja, zoon van Achikam, zoon van Safan, als gouverneur was aangesteld.
Zij kwamen uit de streken waar zij verspreid waren, terug naar Juda, naar Gedalja in Mispa. Er werd een rijke oogst aan wijn en vruchten binnengehaald.
Jochanan, zoon van Kareach, en de andere officieren te velde kwamen naar Gedalja in Mispa
en vroegen: `Weet u, dat koning Baälis van Ammon, Jismaël, zoon van Netanja, heeft uitgestuurd met de opdracht u om het leven te brengen?' Maar Gedalja, zoon van Achikam, geloofde hem niet.
Daarop deed Jochanan, zoon van Kareach, hem te Mispa in het geheim dit voorstel: `Laat mij begaan; ik zal Jismaël, zoon van Netanja, doden zonder dat iemand het weet. Of wilt u dat hij u om het leven brengt, dat de Judeeërs die zich rond u hebben geschaard, verstrooid worden en ook de rest van Juda ten onder gaat?'
Maar Gedalja, zoon van Achikam, antwoordde hem: `Dat mag u niet doen. Wat u over Jismaël zegt, is niet waar.'

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test