• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Koning Sidkia, zoon van Josia, was Konja, de zoon van Jojakim, opgevolgd; hij was door koning Nebukadnessar van Babel als koning van Juda aangesteld.
Hij luisterde niet naar de woorden die Jahwe bij monde van de profeet Jeremia sprak, evenmin als zijn hovelingen en burgers.
Eens zond koning Sidkia Jehukal, zoon van Selemja, en de priester Sefanja, zoon van Maaseja, naar de profeet Jeremia met het verzoek: `Bid voor ons tot Jahwe onze God.'
Jeremia was toen nog vrij; hij was nog niet gevangen gezet.
De legers van Farao rukten uit Egypte op, en de Chaldeeën die Jeruzalem belegerden waren bij het horen daarvan weggetrokken.
Toen kwam het woord van Jahwe tot de profeet Jeremia:
Dit zegt Jahwe, Israëls God: Aan de koning van Juda, die u zendt om Mij te raadplegen, moet ge zeggen: De legers van Farao die oprukken om u te helpen, trekken weer naar Egypte af.
Dan komen de Chaldeeën terug, vallen deze stad aan, nemen ze in en leggen ze in de as.
Dit zegt Jahwe: Maak u niets wijs en zeg niet: De Chaldeeën zijn voorgoed weg, want ze zijn niet weg.
Al zoudt ge ook het leger van de Chaldeeën dat u aanvalt verslaan, zodat er alleen gewonden over zijn, dan zouden die nog uit hun tent komen en deze stad in de as leggen.
Toen het leger van de Chaldeeën van Jeruzalem was weggetrokken, omdat de legers van Farao in aantocht waren,
wilde Jeremia de stad uitgaan om in Benjamin met zijn familie een erfenis te regelen.
Bij de Benjaminpoort hield de officier van de wacht, Jiria, zoon van Selemja, zoon van Chananja, de profeet aan en beschuldigde hem: `U wilt overlopen naar de Chaldeeën.'
Jeremia antwoordde: `Dat is niet waar. Ik loop niet over naar de Chaldeeën.' Maar Jiria luisterde niet naar Jeremia; hij arresteerde hem en leidde hem voor de edelen.
De edelen waren woedend op Jeremia: zij lieten hem stokslagen toedienen en hem in het huis van de schrijver Jonathan opsluiten. Dat was als gevangenis ingericht.
Zo kwam Jeremia in de ondergrondse kerker terecht, waar hij geruime tijd zou blijven.
Eens liet koning Sidkia hem in het geheim naar zijn paleis brengen en vroeg hem: `Is er een woord van Jahwe?' Jeremia antwoordde: `Jazeker! U wordt uitgeleverd aan de koning van Babel.'
Toen vroeg Jeremia aan de koning: `Wat heb ik misdaan, uw hovelingen of uw onderdanen, dat u mij in de kerker geworpen hebt?
Waar zijn nu uw profeten die verkondigen: De koning van Babel rukt niet op tegen u en tegen dit land?
Luister dan, heer koning, wijs mijn verzoek niet af en stuur mij niet terug naar het huis van de schrijver Jonatan, want dat zou mijn dood zijn.'
Toen gaf koning Sidkia bevel Jeremia vast te houden in het kwartier van de wacht. Hij kreeg iedere dag een brood uit de bakkerstraat, tot al het brood in de stad op was, maar hij moest in het kwartier van de wacht blijven.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test