HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
De aankondiging van het heil
Dit woord kwam van Jahwe tot Jeremia:
Dit zegt Jahwe, Israëls God: Stel alles wat Ik u gezegd heb op schrift.
Er komt een tijd dat Ik mijn volk Israël en Juda in hun vroegere staat herstel, zegt Jahwe, en hen terugbreng naar het land, dat Ik hun vaderen in bezit had gegeven, godsspraak van Jahwe -.
Dit zijn de woorden die Jahwe tot Israël en Juda heeft gesproken:
Wij horen schreeuwen van angst,
er heerst schrik en onrust.
Vraag eens of iemand
ooit mannen zag baren?
Waarom zie Ik ze dan allemaal
met de handen op de heupen,
als een vrouw in haar weeën?
Waarom is hun gezicht lijkbleek?
Wee! Dit is de grote dag,
met geen ander te vergelijken.
Het is een angstige tijd voor Jakob,
maar hij wordt er uit gered,
Op die dag - godsspraak van Jahwe van de legerscharen - haal Ik het juk van hun nek en breek hun boeien. Ze zullen geen vreemden meer dienen.
Jahwe hun God zullen zij dienen, en David de koning, die Ik onder hen doe opstaan:
Vrees dus niet, Jakob, mijn dienaar - godsspraak van Jahwe -, wees niet bang, Israël: Ik bevrijd u en uw kinderen uit het verre land van hun gevangenschap. Dan woont Jakob weer ongestoord en veilig, zonder dat iemand hem opschrikt.
Want Ik ben bij u om u te redden - godsspraak van Jahwe -. Met alle volken, waarover Ik u verstrooid heb, reken Ik voor goed af, maar met u doe Ik dat niet. Wel tuchtig Ik u zoals ge verdient; Ik laat u niet ongestraft.
Dit zegt Jahwe: Uw kwaal is ongeneeslijk, uw wonden zijn niet te helen.
Niemand verzorgt uw zweren, uw wonden sluiten zich niet.
Al uw minnaars zijn u vergeten, ze lopen u niet meer achterna, omdat Ik als een vijand op u heb ingeslagen en u meedogenloos heb gestraft om uw vele misdaden en uw talrijke zonden.
Wat jammert ge dan om uw wonden en uw onverdraaglijke pijnen? Om uw vele misdaden en uw talrijke zonden heb Ik u dit alles aangedaan.
Op mijn woord, wie u verslindt, wordt zelf verslonden, al uw vijanden worden gevangen genomen, uw plunderaars worden zelf geplunderd, wie u berooft laat Ik beroven.
Ik sluit uw wonden, uw kwalen genees Ik - godsspraak van Jahwe -. Men noemde u Sion, de verstotene naar wie niemand omziet.
Dit zegt Jahwe: Ik herstel de tenten van Jakob, Ik ontferm Mij over zijn huizen. De stad wordt herbouwd op zijn puinhoop, de burcht komt weer op zijn vroegere plaats.
Een loflied weerklinkt, men hoort hen weer lachen. Ik maak hen talrijk, nooit nemen ze in aantal af. Ik breng hen tot aanzien, nooit worden ze meer veracht.
Hun zonen zijn voor Mij weer als vroeger, hun gemeenschap blijft altijd bestaan. Hun onderdrukkers straf Ik.
Hun vorst is een van hen, hun heerser komt voort uit hun midden. Ik laat hem bij Mij komen, hij mag tot Mij naderen. Wie anders zou met gevaar voor zijn leven tot Mij durven naderen - godsspraak van Jahwe -?
Gij zult mijn volk en Ik zal uw God zijn.
De stormwind van Jahwe steekt op, een wervelstorm breekt los boven het hoofd van de boosdoeners.
De toorn van Jahwe komt niet tot bedaren, voordat Hij al zijn plannen ten uitvoer heeft gebracht. Later zal u dit duidelijk worden.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge