HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen - godsspraak van Jahwe -.
Daarom zegt Jahwe, Israëls God, tot de herders die mijn volk weiden: Door uw schuld zijn mijn schapen verloren gelopen en uiteengedreven; ge hebt er niet op gelet. Maar Ik let wel op u vanwege al uw misdaden - godsspraak van Jahwe.
Zelf breng Ik de overgebleven schapen bijeen uit alle landen waarheen Ik ze heb verdreven. Ik breng ze terug naar hun weiden; ze worden weer vruchtbaar en talrijk.
Dan stel Ik herders over hen aan, die hen werkelijk weiden. Ze hoeven niet meer bang of angstig te zijn, geen van hen wordt nog vermist - godsspraak van Jahwe -.
Geloof mij, de tijd komt dat Ik een wettige telg van David doe opstaan - godsspraak van Jahwe -; hij zal met bekwaamheid regeren en het land rechtvaardig en eerlijk besturen.
Dan wordt Juda bevrijd, leeft Israël veilig. Dit is de naam die men het geeft: `Jahwe, onze gerechtigheid.'
Eens komt de tijd godsspraak van Jahwe -, dat men niet meer zegt: `Zowaar Jahwe leeft, die de Israëlieten uit Egypte heeft geleid',
maar: `Zowaar Jahwe leeft, die de nakomelingen van Israël heeft teruggebracht uit het noorden, uit alle landen waarheen Hij hen had verdreven. Op hun eigen grond zullen zij weer wonen.'
Over de profeten. Ik ben geschokt tot diep in mijn hart, ik beef over al mijn leden. Ik lijk wel dronken, bevangen door de wijn, zo vol ben ik van Jahwe's heilige woorden.
Overal in het land pleegt men echtbreuk, daarom ligt het land verdord, zijn de oasen in de woestijn uitgedroogd. Zij zinnen alleen maar op kwaad, hun macht steunt op onrecht.
Zelfs profeten en priesters zijn verdorven, in mijn eigen huis heb Ik hen op misdaden betrapt - godsspraak van Jahwe -.
Daarom wordt de weg die zij gaan een glibberig pad in het donker, waar zij struikelen en vallen. Want rampen breng Ik over hen, als de tijd van hun straf is gekomen - godsspraak van Jahwe -.
Ik heb gezien, dat de profeten van Samaria iets verschrikkelijks deden: Zij traden op als profeten van Baäl en misleidden mijn volk Israël.
Maar de profeten van Jeruzalem heb Ik nog erger dingen zien doen: overspel en bedrog. De bozen stijven zij in hun boosheid, zodat niemand tot inkeer komt. De hele stad is voor Mij een Sodom, de hele bevolking een Gomorra.
Daarom zegt Jahwe van de legerscharen over de profeten: Ik geef hun alsem te eten en vergif te drinken, want door de profeten van Jeruzalem komt verderf over het hele land.
Dit zegt Jahwe van de legerscharen: Luister niet naar wat de profeten u verkondigen. Ze bedriegen u; hun visioenen zijn eigen verzinsels en geen boodschap van Jahwe.
Tot hen die het woord van Jahwe minachten, zeggen zij: `Het zal u goed gaan.' En tot ieder die verstokt blijft in de boosheid, zeggen zij: `U zal geen kwaad overkomen.'
Maar wie van hen had zitting in de raad van Jahwe? Wie was erbij en hoorde wat Hij besloot? Wie vernam zijn besluiten en bracht ze over?
De stormwind van Jahwe steekt op, een wervelstorm breekt los over de boosdoeners.
De toorn van Jahwe komt niet tot bedaren, tot Hij al zijn plannen ten uitvoer gebracht heeft. Later zal dit u duidelijk worden.
Ik heb die profeten niet gezonden en toch sloven ze zich uit. Ik heb niet tot hen gesproken en toch treden ze op als profeet.
Hadden ze zitting gehad in mijn raad, dan zouden ze mijn volk mijn besluiten verkondigen en het afbrengen van zijn verkeerde weg, van zijn slecht gedrag.
`Ben Ik alleen een God die in de nabijheid is; ben ik ook niet een God die ver weg is?'
Nergens kan een mens zich verbergen zonder dat Ik hem zie - godsspraak van Jahwe -. Hemel en aarde zijn vol van Mij godsspraak van Jahwe -.
Ik hoor de profeten die in mijn naam leugens verkondigen, zeggen: `Ik had een droom.'
Hoelang moet dat nog duren! Wat bezielt die profeten, die verkondigers van eigen verzinsels?
Ze vertellen mijn volk hun dromen en menen dat het daardoor mijn naam zal vergeten, zoals hun voorvaderen, die mijn naam vergaten voor die van Baäl.
De profeet die een droom heeft, vertelt alleen een verzinsel; maar hij die mijn woord heeft ontvangen, spreekt in waarheid mijn woord: Stro heeft niets met tarwe gemeen - godsspraak van Jahwe -.
Mijn woord is als een vuur - godsspraak van Jahwe -, als een hamer die een rots vaneensplijt.
Ik verzeker u: Ik zal de profeten, die mijn woorden van elkaar stelen - godsspraak van Jahwe -.
Ik zal de profeten, die al wat over hun lippen komt als orakels beschouwen - godsspraak van Jahwe -.
Ik zal de profeten, die mijn volk misleiden met hun zogenaamde dromen, met hun leugens en hun woordenvloed - godsspraak van Jahwe -. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven. Ze zijn voor dit volk van geen enkel nut godsspraak van Jahwe -.
Wanneer iemand, al was het een profeet of een priester, u vraagt: `Wat is de `last' van Jahwe?', antwoordt dan: `Gij zijt zelf een last; Ik werp u dan ook af - godsspraak van Jahwe -.'
De profeet, de priester of wie dan ook die nog van de `last' van Jahwe spreekt, straf ik met heel zijn familie.
Vraagt elkaar liever: `Wat is het antwoord van Jahwe? Wat heeft Hij gezegd?'
Maar de uitdrukking `last' van Jahwe moogt ge niet meer gebruiken. Doet gij dat toch, dan zult ge er zelf de last van ondervinden, omdat ge de woorden van onze God, de levende God, Jahwe van de machten, een verkeerde betekenis geeft.
Ge moet de profeet vragen: `Wat is het antwoord van Jahwe? Wat heeft Hij gezegd?'
Als gij blijft spreken van de `last' van Jahwe, dan zegt Hij: Nu gij van de `last' van Jahwe blijft spreken, ofschoon Ik u liet waarschuwen dat niet meer te doen,
nu til Ik u op samen met deze stad die Ik aan u en aan uw voorvaderen gegeven heb, en werp u weg.
Eeuwige smaad breng Ik over u, eeuwige schande, die nooit wordt vergeten.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge