HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen Paschur, zoon van Immer, priester en hoofdopzichter van de tempel, deze profetie van Jeremia hoorde,
liet hij de profeet stokslagen toedienen en sloot hem boven in de Benjaminpoort van de tempel in het blok.
Maar toen Paschur hem de volgende morgen uit het blok los maakte, zei Jeremia tot hem: `Voortaan noemt Jahwe je geen Paschur meer, maar `Ontzetting-overal'.
Want dit zegt Jahwe: Ik maak je tot een ontzetting voor je zelf en voor je vrienden. Zij zullen vallen door het zwaard van de vijand en met je eigen ogen zul je dat moeten aanzien. Alle Judeeƫrs lever Ik over aan de koning van Babel. Hij voert ze in ballingschap en slaat ze neer met het zwaard.
Have en goed van deze stad, alle kostbaarheden, alle schatten van de koningen van Juda geef Ik aan de vijand, die ze buit maakt en meeneemt naar Babel.
Ook jij gaat met heel je familie als gevangene naar Babel. Daar zul je sterven, daar word je begraven, met al je vrienden aan wie je leugens hebt verkondigd.'
Jahwe, Gij hebt mij overgehaald; ik ben bezweken, Gij waart mij te sterk. Ik kan niet tegen U op. De hele dag lacht men mij uit, iedereen drijft de spot met mij.
Telkens als ik het woord neem, moet ik schreeuwen en `geweld en onderdrukking' roepen. Het woord van Jahwe brengt mij iedere dag schande en smaad.
Soms denk ik: Ik wil er niets meer van weten, ik spreek niet meer in zijn naam. Maar dan laait er een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente. Ik doe alle moeite om het in bedwang te houden maar dat lukt me niet.
Ik hoor velen fluisteren: `Daar heb je `Ontzetting-overal'. Breng hem aan.' Ja, we brengen hem aan. Al mijn vrienden willen niets liever dan mij ten val brengen. Ze zeggen: `Misschien laat hij zich misleiden, dan overmeesteren we hem en kunnen we ons op hem wreken.'
Jahwe is bij mij als een machtig strijder. Mijn achtervolgers vallen neer, ze zullen niet overwinnen. Ze worden diep beschaamd, nooit bereiken ze niets. Hun schande duurt eeuwig, ze wordt nooit vergeten!
Jahwe van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt, die hart en nieren doorgrondt, laat mij zien hoe Gij u op hen wreekt. Ik heb immers mijn zaak in uw handen gelegd.
Zing een lied, een loflied voor Jahwe, want Hij heeft het leven van de arme uit de macht van de boosdoeners gered.
Vervloekt de dag waarop ik ben geboren, vervloekt de dag dat mijn moeder mij het leven schonk.
Vervloekt de man die mijn vader het nieuws bracht: `Je hebt een zoon!' en hem daar blij mee maakte.
Het zal die man vergaan als de steden die Jahwe meedogenloos heeft verwoest. Geschreeuw zal hij horen in de morgen, krijgsrumoer in de namiddag.
Hij had mij in de schoot moeten doden; dan was mijn moeder mijn graf geworden en haar schoot voor altijd zwanger gebleven.
Ben ik dan ter wereld gekomen om niets dan ellende en zorg te kennen en mijn dagen in schande te slijten?
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge