• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Dit woord van Jahwe kwam tot Jeremia:
`Ga naar het huis van de pottenbakker. Daar zal Ik u laten horen wat Ik heb te zeggen.'
Ik ging naar het huis van de pottenbakker. Deze was juist aan het werk op de schijf.
Toen de pot die hij aan het boetseren was onder zijn handen mislukte, begon hij met de leem een andere pot te maken, die hem wel beviel.
Daarop kwam het woord van Jahwe tot mij:
Huis van Israël, kan Ik niet met u doen als deze pottenbakker - godsspraak van Jahwe -? Als leem in de hand van de pottenbakker zijt gij in mijn hand, huis van Israël.
De ene keer richt Ik mij tot een volk of een koninkrijk om het uit te rukken, af te breken, te vernielen.
Maar als het volk waartoe Ik mij richtte, zich bekeert, dan krijg Ik spijt over de rampen waarmee Ik het heb bedreigd.
De andere keer richt Ik mij tot een volk of een koninkrijk om het op te bouwen en te planten.
Maar als het doet wat Mij mishaagt en niet naar Mij luistert, dan krijg Ik spijt over de weldaden die Ik het heb willen bewijzen.
Zeg nu aan de mannen van Juda en aan de inwoners van Jeruzalem: `Dit zegt Jahwe: Ik smeed een plan en beraam onheil tegen u. Verlaat het slechte pad en beter uw leven.'
Maar zij zullen u zeggen: `Vergeefse moeite! Wij gaan onze eigen weg en blijven hardnekkig in de boosheid.'
Daarom zegt Jahwe: Vraag aan de volken, of iemand ooit zo iets gehoord heeft, zo iets afschuwelijks als Israël heeft bedreven.
De stenen in het veld, de sneeuw op de Libanon verdwijnen die ooit? Stromende wateren, borrelende bronnen drogen die ooit uit?
Maar mijn volk heeft Mij vergeten, aan goden van niets brengen zij offers. Op hun eigen vertrouwde wegen zijn ze gestruikeld, ze volgen zijpaden, die ongebaand zijn.
Ze hebben van hun land een schrikbeeld gemaakt, een teken van blijvende spot. Ieder die er doorheen trekt, staat verbijsterd en schudt meewarig het hoofd.
Als de oostenwind jaag Ik hen voor de vijand uiteen, Ik keer hun mijn rug toe, niet mijn gezicht op de dag van het onheil.
Ze zeiden: `We beramen een aanslag op Jeremia. Nooit ontbreekt het de priesters aan onderricht, de wijzen aan raad of de profeten aan woorden. Wij zullen hem met onze tong slagen toebrengen. Wij letten niet meer op wat hij zegt.'
Geef mij gehoor, Jahwe, luister naar mijn klacht:
Mag men goed met kwaad vergelden? Toch graven zij een kuil voor mij. Vergeet niet, dat ik voor u stond om voor hen ten beste te spreken en uw toorn van hen af te wenden.
Laat dan hun kinderen omkomen van honger, lever hen uit aan het zwaard. Laat de vrouwen achter zonder kinderen, zonder man. Hun mannen zullen sterven aan de pest, hun jongens sneuvelen door het zwaard.
Geschrei zal men horen uit hun huizen, als Gij onverwachts rovers op hen afstuurt. Want zij hebben een kuil gegraven om mij te vangen en strikken gezet voor mijn voeten.
Jahwe, Gij kent hun moorddadige plannen: Vergeef hun misdaden niet, wis hun zonde niet uit. Laat hen voor uw ogen bezwijken, reken met hen af als uw toorn begint.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2023, Stg. InterKerk, Schiedam, test