HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Uit liefde voor Sion kan ik niet zwijgen, uit liefde voor Jeruzalem ken ik geen rust, totdat zijn heil straalt als een gloed en zijn redding als een brandende toorts.
De volken zullen uw heil zien en alle koningen uw glorie. Zij geven u een nieuwe naam, die Jahwe's eigen mond heeft bepaald.
Gij zult een luisterrijke kroon zijn in Jahwe's hand, een koninklijk diadeem in de hand van uw God.
Men noemt u niet langer Verstotene, en uw land niet langer Verlatene, maar gij zult heten: Mijn Welbehagen en uw land: Gehuwde; want Jahwe heeft welbehagen in u en uw land wordt gehuwd.
Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal Hij, die u opbouwt, u huwen. En zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God zich verblijden om u.
Jeruzalem, op uw muren heb ik wachtposten uitgezet; heel de dag en heel de nacht, nooit mogen zij zwijgen. Gij die Jahwe alles in herinnering brengt, er is voor u geen rust.
Gun ook Hem geen rust, tot Hij Jeruzalem herstelt en maakt tot de roem van het land.
Bij zijn rechterhand heeft Jahwe gezworen en bij zijn machtige arm: nooit meer geef Ik uw koren aan uw vijanden te eten; nooit drinken nog vreemden de wijn, waarvoor gij u hebt moegemaakt.
Maar zij die het graan oogsten, zullen het ook eten en Jahwe erom loven; en die de druiven lezen, zullen de wijn ervan drinken, in mijn heilige voorhof.
Trekt, trekt toch de poorten uit, baant een weg voor het volk; hoogt de straten op, hoogt ze op, verwijdert de stenen, steekt de banier voor de volken omhoog.
Jahwe laat het horen tot het uiteinde der aarde: Zeg aan de dochter Sion: zie, hier komt uw Redding, zijn loon draagt Hij mee, en zijn zegeteken gaat voor Hem uit.
Men noemt hen het heilige volk, en de verlosten van Jahwe, en gij heet de Gezochte, de nooit verlaten Stad.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge