HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
De heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem
Sta op en schitter, want uw licht is gekomen, de glorie van Jahwe gaat over u op,
En zie, de duisternis bedekt de aarde en donkerte de volken, maar over u gaat Jahwe lichtend op, zijn glorie verschijnt over u.
En volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad.
Sla uw ogen op en zie om u heen, allen verzamelen zich en komen naar u toe: uw zonen komen aan uit de verte, uw dochters worden op de heup aangedragen.
Gij zult het zien en stralen van vreugde, uw hart zal trillen en zwellen: de schatten der zee worden naar u gebracht, de rijkdom der volken komt naar u toe.
Een vloed van kamelen zal u bedekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen; zij verkondigen de lof van Jahwe.
Al het kleinvee van Kedar is voor u samengedreven, de rammen van Nebajot staan u ter beschikking; zij gaan naar mijn altaar, een welgevallige gave. Mijn luisterrijke tempel zet Ik weer luister bij.
Wie vliegen daar aan als een wolk, als duiven, op weg naar hun til?
De boten der eilanden liggen bijeen, de Tarsis-schepen voorop, om uw zonen van verre terug te brengen, tegelijk met hun zilver en goud, tot roem van Jahwe, uw God, van Israëls Heilige, die u luister verschaft.
Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen, hun koningen staan u ten dienste; want al heb Ik u in mijn gramschap geslagen, in mijn welgevallen erbarm Ik Mij weer over u.
Uw poorten zullen altijd open staan, bij dag noch bij nacht ooit worden gesloten, zo kunnen de volken u rijkdommen brengen, door hun vorsten geleid.
Want het volk en het koninkrijk dat u niet dient zal ten onder gaan, en de volken zullen worden verdelgd.
De glorie van de Libanon zal tot u komen, cypressen, olmen en buksbomen, alle bijeen, om mijn heilige plaats luister bij te zetten, om de plaats van mijn voeten heerlijk te maken.
Diep gebogen komen zij naar u, de zonen van uw onderdrukkers, en allen die u vroeger verachtten werpen zich dan aan uw voeten neer. Zij noemen u de Stad van Jahwe, de Sion van Israëls Heilige.
Eens waart Gij een verlaten vrouw, een gehatene, die niemand bezocht, nu maak Ik een trots voor de eeuwen van u, een vreugde voor het ene geslacht na het andere.
De melk der volken zult gij zuigen, door koninklijke borsten gezoogd. Dan zult gij erkennen dat Ik, Jahwe, uw redder ben, uw verlosser, de Sterke van Jakob.
In de plaats van koper breng Ik u goud, in de plaats van ijzer breng Ik zilver, in de plaats van hout zal er koper, in de plaats van stenen ijzer zijn. De vrede benoem Ik tot gezaghebber bij u, en tot leider de gerechtigheid.
Men hoort dan niet langer van geweld in uw land, van verwoesting en puin binnen uw grenzen. Uw muren zult gij `redding' noemen, en uw poorten `roem'.
Bij dag zal de zon uw licht niet meer zijn, de glans van de maan u 's nachts niet verlichten; Jahwe zelf zal uw licht zijn voor eeuwig, en uw God wordt uw luister.
Uw zon gaat nooit onder, uw maan neemt niet meer af, want Jahwe zal uw licht zijn voor eeuwig; uw dagen van rouw zijn ten einde.
Uw volk zal alleen nog uit vromen bestaan, die het land bezitten voor eeuwig; zij zijn de stek die Ik plantte, het werk van mijn handen, een blijk van mijn luister.
De kleinste wordt een duizendtal, de geringste een machtig volk. Ik, Jahwe, doe dit alles haastig gebeuren als de tijd daar is.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge