HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Op die dag straft Jahwe Leviatan, de vluchtende slang. Leviatan, de kronkelende slang, met zijn geducht, groot, machtig zwaard, en slacht Hij het zeemonster af.
Op die dag zal men zeggen: `Wat een prachtige wijngaard! Zing daar een lied over!'
Ik, jahwe, bewaak hem, elk ogenblik bevloei Ik hem; dag en nacht houd Ik de wacht opdat niemand hem beschadigt.
Mijn toorn is voorbij! Wie wijst mij doornen en distels? Ik zou er strijdvaardig op afgaan en ze alle in brand steken;
of zij moeten mijn bescherming zoeken en vrede sluiten met Mij, vrede sluiten met Mij!
In de toekomst schiet Jakob weer wortel, zodat de hele aarde met de vruchten overdekt wordt.
Is Israël door Hem even hard geslagen als degenen die Israël geslagen hadden? Of heeft Hij Israël omgebracht zoals Hij hen heeft gedaan die Israël ombrachten?
Gij hebt de stad vervolgd door haar op te jagen en te verdrijven. Jahwe blies haar weg met zijn machtige adem, als op een dag met oostenwind.
Zo wordt de schuld van Jakob uitgeboet; en zo worden alle vruchten van zijn zonde weggevaagd: alle altaarstenen worden verpulverd, alsof zij van kalksteen waren; geen heilige paal of wierookaltaar blijft overeind.
Verlaten ligt de versterkte stad; haar gebied is ontvolkt, eenzaam als een woestijn: kalveren grazen en rusten er en vreten alle struiken kaal.
Als haar takken verdord zijn, breek men ze af: vrouwen verzamelen ze en maken er vuur mee. Omdat dit volk niet wil begrijpen, daarom heeft hun maker geen medelijden, kent hun schepper geen genade.
Op die dag slaat jahwe het graan uit de aren van de Rivier tot de beek van Egypte: dan wordt gij, zonen van Israël, een voor een verzameld!
Op die dag wordt de grote bazuin gestoken: allen die in Assur verloren waren of naar Egypte verdreven, komen dan terug, en buigen zich neer voor Jahwe op de heilige berg in Jeruzalem.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge