HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Verwoesting van de wereld
Hier is Jahwe die de aarde verwoest en vernielt, Hij keert ze ondersteboven en drijft haar bewoners uiteen.
Hetzelfde lot treft priester en volk, heer en slaaf, meesteres en slavin, verkoper en koper, borger en lener, schuldeiser en schuldenaar.
De aarde wordt totaal verwoest, helemaal leeggeplunderd: Jahwe heeft dit woord gesproken.
De aarde verdroogt en verkommert, hemel en aarde verwelken.
De aarde is ontwijd door haar bewoners: zij hebben de wetten geschonden, de geboden overtreden, het eeuwig verbond verbroken.
Daarom wordt de aarde door een vloek verteerd en boeten haar bewoners voor hun schuld. Daarom slinken de bewoners van de aarde in aantal en blijven slechts weinig mensen gespaard.
De wijn verdroogt, de wingerd verwelkt; de pretmakers kermen.
Het feestgedreun van de pauken verstomt, het gejuich van de joelende menigte valt stil, de muziek van de citers zwijgt.
Er wordt bij gezang geen wijn meer gedronken, de drank smaakt de drinkers bitter in de mond.
De verlaten stad ligt in puin, de toegang tot ieder huis is versperd.
In de straten roept men klagend om wijn; alle vreugde is verdwenen, alle gejuich verbannen uit het land.
De stad is een en al verwoesting, de poort is aan stukken geslagen.
Het vergaat de aarde en alle volken als bij het afslaan van de laatste olijven, als bij het nalezen van de wijngaard.
Iedereen roept het uit van vreugde, en tot in het westen jubelt men om de grootheid van Jahwe:
Verheerlijkt Jahwe in het land van het licht, verheerlijkt de naam van Jahwe, Israƫls God, op de eilanden van de zee.
Van het uiteinde van de aarde horen wij liederen zingen: `Hulde aan de Rechtvaardige.' Maar ik zeg: `Ik ben uitgeput, ik kan niet meer, wee mij! Geweldenaars plegen geweld, geweldenaars plegen steeds weer geweld!'
Schrik en kuilen en strikken wachten u, bewoners der aarde:
wie vlucht voor schrikwekkend geraas, hij valt in een kuil, en wie uit de kuil weet te klimmen, wordt in een strik gevangen. De sluizen van de hemel worden opengezet, de aarde wankelt op haar grondvesten.
De aarde splijt gapend open, de aarde schudt en siddert, de aarde wankelt vervaarlijk.
De aarde waggelt als een beschonkene, zij schudt heen en weer als een hut. Zo zwaar weegt haar zonde, dat zij valt en niet meer opstaat.
Op die dag rekent Jahwe af: in de hemel met het leger van de hemel, op de aarde met de koningen der aarde.
Ze worden bijeengedreven, gevangen gezet in een kuil, opgesloten in een kerker, en nog een aantal van jaren gestraft.
De bleke man wordt rood van schaamte en de gloeiende zon bloost, omdat Jahwe van de machten als koning heerst op de berg Sion en in Jeruzalem: voor de oudsten verschijnt zijn heerlijkheid.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge