Men trekt op naar Bet en Dibon, om op de hoogten te rouwen. Op de Nebo en in Medeba barst Moab in jammerklachten uit! Alle hoofden zijn kaal, alle baar den zijn weggeschoren.
Mijn hart schreit om Moab: de bewoners vluchten tot in Soar en Eglat-selisia, schreiend trekken zij door de pas van Luchit, op de weg naar Choronaim weerklinkt hun noodgeschrei.
In Dimon is het water rood van het bloed, maar nog meer ellende breng Ik over die stad: Ik laat een leeuw los op de overlevenden van Moab en op de rest van Adama.