HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Gebed van een ongelukkige als hij dreigt te bezwijken en dan zijn hart voor Jahwe uitstort.
Heer, hoor mijn gebed, laat mijn hulpgeroep tot U naderen,
wend uw aanschijn niet van mij af thans, in het uur van mijn nood; maar neig Gij tot mij uw oor: waar ik roep tot U antwoord mij ijlings.
Want als rook vervliegen mijn dagen, het brandt binnenin mij als vuur;
dor gras, zo verschroeid is mijn hart; mijn brood vergeet ik te eten.
Jammerklagend ben ik weggeteerd tot op het bot;
de kraai van de steppe gelijk ik, ben een uil die in bouwvallen huist;
ik vind de slaap niet, ik word als de vogel, eenzaam op het dak.
Heel de dag gaan mijn vijanden aan en vervloeken al scheldend mijn naam:
zo eet ik dan as voor brood, wat ik drink vermeng ik met tranen
ten overstaan van uw gramschap, uw toorn: Gij hief mij en hebt mij verworpen.
Mijn dagen - een neigende schaduw, en ikzelf, ik verschrompel - dor gras.
Nochtans, Heer, uw troon staat voor eeuwig, uw naam blijft - geslacht op geslacht.
Gij zult opstaan, om Sion bewogen, zie! de tijd haar genadig te zijn, de tijd voorbestemd is gekomen:
hoe lief zijn uw knechten haar stenen, met deernis zien zij haar puin.
Volken, Heer, zullen duchten uw naam, alle koningen der aarde uw glorie
als Jahwe Sion heeft herbouwd, is verschenen in majesteit,
tot de beden der armsten zich neigde, hun smeekgebed niet heeft versmaad.
Voor het nageslacht zij dit geboekstaafd: een herschapen volk spreekt Gods lof,
dat van heilige hoogten Hij schouwde, neerzag uit de hemel op aarde
om de klacht der gevangenen te horen, te bevrijden de kinderen des doods;
dat Jahwe's naam in Sion gemeld zij, zijn lof in Jeruzalem,
wanneer samenstromen de volken, koninkrijken: tot dienst aan de Heer.
Hoe brak Hij op de weg mijn kracht! Mijn dagen heeft Hij verkort.
Ik pleit: 'doe Gij mij niet heengaan, mijn God, op de helft van mijn dagen: uw jaren zijn eeuwen en eeuwen!'
Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, de hemel is werk uwer handen;
zouden zij vergaan, Gij houdt stand: raakten zij versleten als een mantel - als uw wisselkleed wisselt Gij hen
nochtans blijft Gij die Gij zijt, uw jaren nemen geen einde.
Laat van ons, uw knechten, de kinderen hier woning maken. En geef hun nazaten bestand voor uw aanschijn.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge