• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Een compositie van Etan de Ezrachiet.
Wat de Heer genadig verleende dat drage mijn lied door de tijden; moge ik geslacht op geslacht uw trouw door mijn mond openbaren.
En het luidt: 'de genade staat eeuwig; in de hemel fundeert Gij uw trouw.'
Een verbond sloot Ik met mijn verkorene, Ik bezwoer het David, mijn knecht:
'uw huis doe Ik zetelen voor eeuwig, grond uw troon: geslacht op geslacht.'
En de hemel, Heer looft uw vermogen, looft - een schare van heiligen - uw trouw.
Wie daarboven reikt tot de Heer, welke godenzoon evenaart Hem?
God, hoog gevreesd in der heiligen raad, geducht boven allen rondom Hem.
Heer, God der hemelse scharen, wie die uw kracht heeft, Jahwe, de waarachtigheid die van U uitgaat?
Zo temt Gij de trots van de zee, mogen hoog gaan haar golven - Gij stilt ze.
Gij doorstak het oermonster, versloeg het, uw toeslaan verstrooide de vijand,
Gij, wien hemel en aarde behoren, die de wereld formeerde en haar volheid.
Het noorden, het zuiden - Gij schiep ze: uw naam ruisen de Tabor, de Hermon.
Machtig is de arm die gij voert, sterk uw hand: uw rechterhand heft zich;
en de orde des rechts schraagt uw troon, voor U uit gaan genade en waarheid.
Gelukzalig het volk dat dit kent: de jubel, de stoot der bazuin, wandelt, Heer in het licht van uw aanschijn,
in uw naam dag aan dag zich verblijdt; uw gerechtigheid is hun verheffing.
Gij zijt de glans van hun macht, door uw gunst verheft zich onze hoorn.
Want ons schild gewerd ons van de Heer, onze vorst van de Heilige Israƫls.
Voormaals hebt Gij het, in een gezicht, uw getrouwen onthuld - toen Gij zeide: 'op een held deed mijn bijstand Ik dalen, Ik verhief uit het volk een verkorene:
mijn knecht David heb Ik ontwaard, hem gezalfd met mijn heilige olie;
hem zal mijn hand wezen tot steun, mijn arm zal hem sterkte verlenen.
Geen vijand zal hem overvallen, geen zoon des kwaads hem doen bukken;
zijn belagers vel Ik voor zijn ogen, zijn haters zal zelf Ik verslaan.
Want met hem is mijn trouw, mijn genade: door mijn naam verheft zich zijn hoorn.
En dan leg Ik zijn hand op de zee, zijn rechterhand op de stromen.
Gelijk hij mijn naam zegt: 'Gij mijn Vader, mijn God, mijn rots en mijn heil'.
zo doe Ik hem mijn eersteling wezen: boven koningen der aarde troont hij.
Ik verzeker hem eeuwig mijn gunst, mijn verbond met hem - het houdt stand,
en zijn zaad zet voor eeuwig Ik voort, zijn troon als de dagen des hemels.
Doch verlaten zijn zonen mijn wet, weigerend naar mijn rechtsorde te wandelen,
zouden zij mijn verbondseisen schenden, zich niet houden aan mijn geboden:
met de stok straf Ik hun overtreding, Ik bezoek met slagen hun kwaad.
Doch hem zal Ik mijn gunst niet onttrekken, Ik verloochen mijn trouw aan hem niet,
Ik, die niet schend mijn verbond, de uitspraak van mijn lippen niet terugneem.
Eenmaal - bij mijn heiligheid - zwoer Ik: 'nimmer zal Ik David verzaken,
zijn zaad zet voor eeuwig voort, zijn troon staat - naar mijn wil - als de zon,
als de maan, die gesteld is voor eeuwig aan het zwerk, die toeziet en niet faalt.'
En toch: thans verstoot Gij, verwerpt Gij, zijt verbolgen op uw gezalfde,
hebt ontkracht het verbond met uw knecht; zijn kroon wierp Gij smadelijk ter aarde.
Al zijn muren hebt Gij gerammeid; zijn vestingwerken geslecht,
zodat elk die voorbijkomt hem plundert: hij werd zijn naburen tot spot.
Zijn belagers - zwaar deed Ge hen toeslaan, Ge gaaft al zijn vijanden vreugd;
ja Gij wendde het scherp van zijn zwaard, zodat hij het niet hield in de strijd.
Zijn luister hebt Gij gedoofd, zijn troon omgeworpen ter aarde,
de dagen verkort van zijn jeugd, hebt met schande hem overdekt.
Tot hoelang, Heer? Verbergt Gij u durend? Blijft uw ongena woeden als vuur?
O, gedenk hoe kortstondig ik ben, de mens die Gij schiep - hoezeer schaduw!
Zou er een mens kunnen bestaan die nimmer de dood zal aanschouwen, wiens leven de doodskrocht ontkomt?
Waar zijn, Heer, uw vroegere gaven? deed Gij David geen eed in uw trouw?
Gedenk, Heer, de smaad die uw knecht draagt, die ik meedraag - van zovele volken
smaad van uw vijanden, Heer, smaad - waar uw gezalfde zijn voet zet.

Geloofd zij voor eeuwig de Heer! Amen, ja amen.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test