• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Van David. Bevecht, Heer, die mij bevechten, voer met mijn bestrijders de strijd;
grijp wapenrusting en rondas, verrijs om mij bijstand te bieden.
Hanteer de lans en de strijdbijl als Gij mijn vervolgers genaakt. Zeg mij: 'Ik ontzet u, Ikzelf.'
En beschaamd zullen worden, vernederd, die het hadden gemunt op mijn leven, aftrekken met schade en schande die uit zijn geweest op mijn ongeluk.
Laat hen worden als kaf op de wind - en de engel Gods die hen voortjaagt
donker zij hun weg, langs de steilten - en de engel Gods die hen vervolgt.
Niets misdeed ik - zij spanden hun netten, niets misdeed ik - men groef mij een kuil:
straks treft hen het onvoorzien onheil, vangt het net dat zij spanden henzelf; straks heeft hun val zich voltrokken.
Dan geldt mijn jubel de Heer, mijn vervoering Hem, de bevrijder.
Hartgrondig mag ik het belijden: 'wie is, o Heer, gelijk Gij, Gij die de verdrukte verlost van wie zijn overmacht uitviert, de arme van wie hem besteelt?'
Als de valse getuigen verschijnen vraagt men mij naar wat ik niet weet;
elk loont mij het goede met kwaad, ik voel mij van ieder verlaten.
Heb ik niet, toen ziekte hen trof, een zak omgeslagen als rouwdracht en mij zelf door vasten vernederd? Was mijn innig gebed niet voor hen?
Als gold het een vriend of een broeder, zo droeg ik het met mij om; of ik om een moeder in rouw was zo somber boog ik het hoofd.
Doch toen mijn gang moeizamer werd liepen zij te hoop in hun vreugde. Ook vreemden die ik niet kende sarden mij: zij hielden niet op;
zij tempteerden mij, deden mij na, knarsetandend als ze mij zagen.
Hoe lang, Heer, ziet Gij dit nog aan? Berg mijn leven voor hun vernielzucht, bescherm tegen de leeuwen dit laatste,
dat ik onder de schare U dank zeg, met de menigte samen uw lof zing.
Laat wie mij arglistig bestrijden geen leedvermaak over mij hebben, laat mij het geknipoog niet zien van wie mij redeloos haten.
Het woord vrede - zij kennen het niet; het geldt de stillen in den lande wat zij lasteren, weloverlegd.
En mij schreeuwen zij in het gezicht, roepen: 'mooi zo! Nu zien wij het zelf!'
Heer, een die het ziet: dat zij Gij. Blijf dan niet zwijgen, o Heer, houd U niet verre van mij.
Ontwaak, verrijs, dat ik recht vind, strijd Gij, o God, voor mijn zaak;
verschaf mij recht krachtens uw waarheid: o Heer, Gij zijt toch mijn God. Laat hen niet over mij zich vermaken,
duld niet dat zij, heimelijk verheugd, gaan denken: 'mooi! Ons gaat het goed', zeggen: 'niets lieten wij van hem over!'
Doch laat smadelijk de nederlaag lijden die zich over mijn rampspoed verheugden: zij, beladen met schade en schande, die zich waanden hoog boven mij!
Dan vieren juichend hun vreugde die op mijn rechtvaardiging hoopten, het herhalend: 'groot is de Heer: Hij beschikt dat zijn knecht leeft in vrede.'
En ik geef uw gerechtigheid stem, als ik, elke dag weder, uw lof zing.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test