HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Voor de koorleider. Op de wijze van' mutlabben'. Een psalm van David.
Heer, ik wil U met heel mijn hart loven, al uw wonderen wil ik verhalen,
vreugde dragen, in U mij verblijden, zingen uw naam ter eer, Allerhoogste;
want thans wijken mijn vijanden terug, struikelen, vergaan voor uw aanblik.
Gij beslechtte mijn pleit, mijn geding, zetelde als rechtvaardige rechter;
dreigend wees Ge de heidenen terug, deed uw haters spoorloos verdwijnen, hun naam delgde Gij: nu en voor eeuwig.
Het rijk van de vijand heeft uit, is voor altijd een puinhoop geworden, van de steden die Gij hebt geslecht is zelfs de herinnering verdwenen.
Zo troont Hij voor eeuwig, de Heer, heeft zijn zetel gegrond ten gerichte:
Hij toch oordeelt de wereld rechtvaardig, richt de volken naar ongekromd recht.
In waarheid betoont zich de Heer een vaste burcht voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood.
Die uw naam kennen bouwen op U, nooit begeeft Gij, Heer, die U zoeken.
Zingt uw psalmen tot eer van Jahwe, die zijn woonstede heeft op de Sion, boodschapt onder de volken zijn daden.
Hij is die vergoten bloed wreekt, Hij is die de verslagenen gedenkt, Hem ontgaat niet de schreeuw der verdrukten.
Ontferm U dan over mij, Heer, zie hoe diep mij mijn haters doen bukken, draag mij weg van de drempel des doods,
dat ik voluit uw lof mag verkondigen, in de poorten van haar, Sions dochter, juichen mag: want Gij schenkt bevrijding.
Volken graven zichzelve een graf: hun eigen voet raakt in het net dat zij heimelijk uitgezet hadden.
Want de Heer heeft zich kenbaar gemaakt; Hij heeft het oordeel voltrokken. In zijn eigen strik worgt zich de boze.
aan de dood zijn Gods haters vervallen, alle volken die aan God voorbij gaan;
niet voorgoed blijft de arme vergeten, wat de nederigen hebben gehoopt is niet voor altijd verloren.
Verrijs, Heer: laat het niet zijn dat de sterveling zou triomferen; het oordeel over de volken, het ga van uw aangezicht uit.
Laat vrees hen vervullen, o Heer, opdat zij allen beseffen slechts nietige mensen te zijn.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge