• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
In de twaalfde maand, de maand Adar, op de dertiende dag, toen het besluit en bevel van de koning moest worden uitgevoerd, op die dag waarop de vijanden van de joden gehoopt hadden hen te kunnen overweldigen, gebeurde juist het omgekeerde: de joden overweldigden hun belagers.
In hun steden, in alle provincies van Ahasveros, de koning, sloten de joden zich aaneen om de hand te slaan aan degenen die hun ondergang zochten. Niemand kon hun weerstaan, want alle volken waren door vrees voor hen aangegrepen.
Alle bestuurders van de provincies, de satrapen, de stadhouders en de ambtenaren van de koning namen het op voor de joden,
want de vrees voor Mordekai had hen aangegrepen. Mordekai immers had grote invloed in het koninklijk paleis en zijn faam verbreidde zich in alle provincies; hij kreeg steeds groter invloed, Mordekai.
De joden sloegen met het zwaard op al hun vijanden in; zij sloegen hen met dood en vernietiging; zij deden met hun belagers wat zij wilden.
In de vesting van Susan doodden en vernietigden zij vijfhonderd man.
Ook Parsandata, Dalfon, Aspata,
Porata, Adalja, Aridata,
Parmasta, Arisai, Aridai en Waizata,
de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater, doodden zij. Naar de bezittingen echter staken zij hun handen niet uit.
Toen de koning die dag hoorde, hoevelen er in de vesting van Susan gedood waren,
zei hij tot koningin Ester: 'In de vesting van Susan hebben de joden vijfhonderd man gedood en uitgeroeid, en bovendien nog de tien zonen van Haman. Wat zullen ze dan in de andere koninklijke provincies wel gedaan hebben? Wat verlangt u nu nog? Het zal u gegeven worden. Hebt u nog een verzoek? Het zal ingewilligd worden.'
Ester antwoordde: 'Als het de koning zo behaagt, zouden dan de joden in Susan ook morgen nog eens de wet mogen toepassen, die voor vandaag geldt? En ik zou ook graag zien, dat de tien zonen van Haman aan de paal gehangen werden.'
De koning gelastte dat het zo zou gebeuren. Te Susan werd een desbetreffende verordening uitgevaardigd en de tien zonen van Haman werden opgehangen.
Ook op de veertiende dag van de maand Adar sloten zich dus de joden van Susan aaneen en zij doodden nog eens driehonderd man. Naar de bezittingen echter staken zij hun handen niet uit.
Ook de andere joden, die in de provincies van de koning woonden, hadden zich aaneengesloten. Zij verdedigden zich, zij kregen rust van hun vijanden en zij doodden vijfenzeventigduizend van hun belagers. Naar de bezittingen echter staken zij hun handen niet uit.
Dat gebeurde op de dertiende dag van de maand Adar. Op de veertiende dag rustten zij uit en maakten die dag tot een dag van maaltijden en van vreugde.
De joden van Susan echter sloten zich zowel op de dertiende als op de veertiende dag aaneen. Op de vijftiende rustten zij uit en maakten die dag tot een dag van maaltijden en van vreugde.
Daarom vieren de joden die over het land verspreid in de niet-ommuurde steden wonen, de veertiende dag van de maand Adar met vreugde en maaltijden, als een feestdag, waarop men elkaar porties van de maaltijden stuurt.
Mordekai maakte van deze gebeurtenissen een schriftelijk verslag, zond afschriften naar alle joden in alle provincies van Ahasveros, de koning, dichtbij en veraf,
om hen te verplichten ieder jaar de veertiende en de vijftiende dag van de maand Adar te vieren,
als de dagen, waarop de joden rust van hun vijanden hadden gekregen, en als de maand, waarin hun droefheid in vreugde was verkeerd en hun rouw in een feestdag was omgeslagen. Ze moesten die dagen maken tot dagen van maaltijden en van vreugde, elkaar porties van de maaltijden sturen en de armen goed bedenken.
Datgene wat de joden zelf al begonnen waren maakten zij, toen Mordekai hun dat had geschreven, tot een vast gebruik.
De Agagiet Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater, had immers het plan opgevat de joden uit te roeien. Hij had het poer - dat wil zeggen het lot - geworpen, toen hij hen wilde opjagen en uitroeien.
Dit was echter de koning ter ore gekomen en deze had zowel mondeling als schriftelijk - verordend dat het onheil, door Haman tegen de joden beraamd, op diens eigen hoofd moest neerkomen en dat hij en zijn zonen aan de paal moesten worden opgehangen.
Daarom, vanwege het woord poer, gaven de joden aan die dagen de naam poerim. Daarom, vanwege de inhoud van dit schrijven en vanwege alles wat ze er zelf van gezien en ondervonden hadden,
legden zij als verplichting op en aanvaardden zij, zowel voor zichzelf en hun nakomelingen als ook voor allen die zich bij hen zouden aansluiten, - onherroepelijk - dat zij ieder jaar die twee dagen zouden vieren, volgens het desbetreffende voorschrift en op de daarvoor bepaalde tijd.
En deze dagen zouden herdacht en gevierd worden van geslacht tot geslacht en voor alle families en in alle provincies en in alle steden. Nooit mochten die poerim-dagen bij de joden in onbruik raken en mocht deze herdenking bij hun nakomelingen teloorgaan.
Koningin Ester, de dochter van Abihail, schreef een stuk om deze tweede brief over poerim nadrukkelijk te bekrachtigen.
Er gingen afschriften uit naar alle joden in de honderdzevenentwintig provincies, waaruit het koninkrijk van Ahasveros bestond. Het was een boodschap van vrede en verbondenheid,
waarin de poerim-dagen als een verplicht feest werden opgelegd, te vieren op de daarvoor aangewezen tijd, zoals de jood Mordekai het hun had gelast, en in overeenstemming met de voorschriften, die zij voor zichzelf en hun nakomelingen hadden opgesteld ten aanzien van het vasten en de weeklachten.
En het woord van Ester, dat de regels voor het poerim-feest bepaalde, werd te boek gesteld.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test