Jotam was vijfentwintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaar in Jeruzalem. Zijn moeder heette Jerusa en was een dochter van Sadok.
Hij deed wat Jahwe behaagt, zoals zijn vader Uzzia gedaan had. Maar de tempel van Jahwe drong hij niet binnen. Het volk echter had zijn zondige gebruiken nog niet opgegeven.
Hij voerde oorlog met de koning der Ammonieten, en overwon hem. De Ammonieten moesten hem dat jaar honderd talenten zilver en tienduizend kor tarwe en tienduizend kor gerst betalen. Dit betaalden ze hem dan ook, en eveneens in de twee volgende jaren.