• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Josafat verwierf aanzien en rijkdom in overvloed en werd de zwager van Achab.
Toen hij dan ook na enige jaren Achab kwam opzoeken in Samaria, slachtte Achab ter ere van hem en zijn gevolg een groot aantal schapen en runderen. Achab trachtte hem over te halen met hem op te trekken tegen Ramot in Gilead,
en hij zei tot Josafat, de koning van Juda: 'Wilt u niet met mij ten strijde trekken naar Ramot in Gilead?' Josafat antwoordde: 'Een lot verbindt u en mij, uw volk en mijn volk; ik trek met u mee ten strijde!'
Maar hij vervolgde: 'U moet toch eerst Jahwe raadplegen!'
Toen riep de koning van Israël de profeten bijeen, vierhonderd man. Hij vroeg ze: 'Moet ik ten strijde trekken naar Ramot in Gilead, of moet ik ervan afzien?' Zij antwoordden: 'Ga! God levert het aan de koning over.'
Maar Josafat vroeg: 'Is hier geen profeet van Jahwe, dat we ook door hem Jahwe kunnen raadplegen?'
De koning van Israël gaf hem ten antwoord: 'Er is er nog een over en we zouden Jahwe ook door hem kunnen raadplegen; maar ik heb een hekel aan hem, omdat hij me nooit iets goeds voorspelt, maar alleen onheil. Het is Michajehu, de zoon van Jimla.' Maar Josafat zei: 'De koning moet zo niet spreken.'
Toen riep de koning van Israël een dienaar en zei: 'Ga dadelijk Michajehu, de zoon van Jimla, halen.'
Nu zaten de koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, in vol ornaat ieder op een troon op de dorsvloer bij de ingang van de poort van Samaria, terwijl alle profeten voor hen stonden te profeteren.
Zo had Sidkia, de zoon van Kenaana, zich ijzeren hoorns opgezet en hij zei: 'Zo spreekt Jahwe: Hiermee zult gij de Arameeërs neerstoten en verdelgen.'
Alle andere profeten profeteerden in dezelfde trant en zeiden: 'U moet naar Ramot in Gilead optrekken; uw veldtocht zal slagen, want Jahwe levert het aan de koning over.'
De bode die Michajehu moest gaan halen zei tegen hem: 'De profeten hebben de koning eenstemmig een gunstige voorspelling gedaan; laat uw woord overeenkomen met het hunne en voorspel iets goed.'
Maar Micha antwoordde: 'Zowaar Jahwe leeft: ik zal slechts zeggen wat mijn God mij opdraagt.'
Toen hij bij de koning gekomen was, vroeg de koning hem: 'Micha, moet ik ten strijde trekken naar Ramot in Gilead, of moet ik ervan afzien?' En hij gaf hem ten antwoord: 'Trek op; uw veldtocht zal slagen; Jahwe levert het aan u over.'
Maar de koning viel tegen hem uit: 'Hoe vaak moet ik je nog bezweren mij in de naam van Jahwe niets te zeggen dan de waarheid?'
Toen sprak Michajehu: 'Ik zie heel Israël verstrooid over de bergen, als schapen zonder herder. En Jahwe spreekt: Zij hebben geen heer; laat ieder in vrede naar huis terugkeren!'
Toen zei de koning van Israël tot Josafat: 'Heb ik het u niet gezegd? Hij profeteert voor mij nooit iets goeds doch alleen maar iets kwaads.'
Maar Michajehu hernam: 'Luister daarom naar het woord van Jahwe. Ik zag Jahwe op zijn troon zitten en heel het heir des hemels links en rechts om hem staan.
Jahwe vroeg: Wie wil Achab, de koning van Israël misleiden, zodat hij oprukt naar Ramot in Gilead en daar sneuvelt? De een zei dit, de ander dat.
Toen kwam er een geest voor Jahwe staan die zei: Ik zal hem misleiden! Jahwe vroeg hem: Hoe dan?
Hij antwoordde: Ik ga erop uit en word een leugengeest in de mond van al zijn profeten. En Jahwe zei: Gij zult hem misleiden en over hem zegevieren; ga en doe het!
Welnu, zie hoe Jahwe een leugengeest gelegd heeft in de mond van deze profeten van u, want Jahwe heeft tot uw ondergang besloten.'
Toen kwam Sidkia, de zoon van Kenaana, naderbij. Hij gaf Michajehu een klap in het gezicht en zei: 'Langs welke weg zou de geest van Jahwe mij verlaten hebben om te spreken tot jou?'
Michajehu antwoordde: 'Dat zul je wel merken op de dag dat je van de ene schuilplaats naar de andere moet vluchten om je te verbergen!'
De koning van Israël beval nu: 'Neem Michajehu gevangen en stel hem onder toezicht van Amon, de stadscommandant, en van Joas, de zoon van de koning.
U moet zeggen: De koning beveelt deze man in de gevangenis te zetten, op een karig rantsoen van water en brood, tot ik behouden ben teruggekeerd.'
Toen zei Michajehu: 'Als u behouden terugkeert, heeft Jahwe niet door mij gesproken. Hij is de profeet die gezegd heeft: Hoort volken altegader.'
De koning van Israël en Josafat, de koning van Juda, trokken dus op naar Ramot in Gilead.
Maar de koning van Israël sprak tot Josafat: 'Ik wil verkleed de strijd ingaan, maar houdt u gerust uw eigen kleren aan.' Hij verkleedde zich dus en ging zo de strijd in.
Nu had de koning van Aram de bevelhebbers van zijn strijdwagens gelast: Val niemand anders aan dan alleen de koning van Israël.'
Toen de bevelhebbers van de strijdwagens Josafat zagen, dachten zij: 'Dat is zeker de koning van Israël.' Zij gingen dus op hem af om hem aan te vallen. Maar Josafat stiet een kreet uit en Jahwe kwam hem te hulp. God verwijderde de bevelhebbers der strijdwagens van hem,
want toen zij ontdekten dat hij de koning van Israël niet was, lieten zij hem met rust.
Intussen richtte iemand op goed geluk zijn boog en trof de koning van Israël tussen de voegen van zijn pantser. Toen zei de koning tot zijn wagenmenner: 'Wend de teugel en breng mij van het slagveld, want ik ben gewond.'
Maar juist op dat ogenblik laaide de strijd op, en daarom moest men de koning tegenover de Arameeërs in zijn wagen overeind houden tot de avond toe. Toen de zon onderging was hij dood.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test