HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Zijn zoon Josafat volgde hem op. Deze versterkte zijn positie tegenover Israël
door garnizoenen te leggen in alle versterkte steden van Juda en bezettingen in het land Juda en in de steden van Efraïm die zijn vader Asa ingenomen had.
Jahwe was met Josafat, want deze bewandelde dezelfde weg als vroeger zijn vader David. Hij aanbad niet de Baäls,
maar de God van zijn vader; hij hield zich aan de geboden van Jahwe en volgde het voorbeeld van Israël niet na.
Jahwe gaf Josafat de koninklijke macht vast in handen en heel Juda betaalde hem belasting, zodat hij zeer rijk werd en een luisterrijke staat kon voeren.
Hij bewandelde de wegen van Jahwe zo voortvarend, dat hij een einde maakte aan de dienst op de offerhoogten en de heilige palen in Juda opruimde.
In het derde jaar van zijn regering zond hij de beambten Benchail, Obadja, Zekarja, Netanel en Michaja om onderricht te geven in de steden van Juda.
Aan hem waren toegevoegd de Levieten Semaja, Netanja, Zebadja, Asaël, Semiramot, Jonatan, Adonai, Tobia en Tob-adonia en de priesters Elisama en Joram.
Ze gaven onderricht in Juda met de wet van Jahwe in de hand; ze gingen alle steden van Juda af en onderrichtten het volk.
De schrik voor Jahwe zat er bij alle koningen van de landen rond Juda zo in, dat ze geen oorlog durfden voeren met Josafat.
Zelfs de Filistijnen betaalden Josafat schatting, in goederen en in geld; de Arabieren in de vorm van kleinvee, zevenenzeventighonderd rammen en zevenenzeventighonderd bokken.
Zo werd Josafat gaandeweg zeer machtig. Hij bouwde in Juda burchten en proviandsteden.
Hij had veel werkvolk in de steden van Juda, en in Jeruzalem had hij krijgslieden, mannen van aanzien,
die hier naar hun families worden opgesomd. Tot Juda behoorden de volgende aanvoerders van duizend: de overste Adna met driehonderdduizend mannen van aanzien.
Na hem kwam de overste Jochanan met tweehonderdtachtigduizend man;
na deze kwam Amasja, de zoon van Zikri, die zich vrijwillig aan Jahwe had toegewijd, met tweehonderdduizend mannen van aanzien.
Uit Benjamin was afkomstig Eljada, een man van aanzien met tweehonderdduizend man, uitgerust met boog en schild.
Na hem kwam Jozabad met honderdtachtigduizend man, ten strijde toegerust.
Dat waren degenen die in dienst van de koning stonden, niet meegerekend degenen die de koning in de vestingsteden van heel Juda gelegerd had.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge