HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Asa deed wat goed was en Jahwe, zijn God, behaagde;
hij verwijderde de uitheemse altaren en maakte een einde aan de dienst op de offerhoogten, sloeg de wijstenen stuk en hakte de heilige palen om.
Hij hield de Judeeërs voor, dat ze zich op Jahwe, de God van hun vaderen, moesten richten en doen wat zijn wet gebood.
Omdat hij in alle steden van Juda een einde maakte aan de dienst op de offerhoogten en er de reukaltaren verwijderde, genoot onder hem het koninkrijk rust.
Hij kon in Juda de vestingsteden herstellen, omdat het land rust genoot. In die jaren was hij niet in oorlog gewikkeld, daar Jahwe zorgde dat hij met rust gelaten werd.
Hij zei tot de Judeeërs: 'Laten we deze steden versterken en ze omringen met muren, voorzien van torens en poorten met grendels. Nog is het land van ons, omdat we ons gericht hebben op Jahwe, onze God; daarom zorgt Hij dat we met rust gelaten worden aan al onze grenzen.' En de Judeeërs begonnen aan de bouw en brachten die tot een goed einde.
Asa had een leger van driehonderdduizend man uit Juda, gewapend met schild en speer, en van tweehonderdduizend man uit Benjamin, gewapend met schild en boog; het waren allen mannen van aanzien.
Eens rukte Zerach, de Kusiet, tegen Juda ten strijde met een krijgsmacht van een miljoen man en driehonderd wagens. Toen hij Maresa genaderd was,
trok Asa hem tegemoet en ze stelden zich in slagorde in het dal Sefata bij Maresa.
Nu riep Asa Jahwe, zijn God, aan en zei: 'Jahwe, buiten U is er niemand die de machteloze kan helpen in zijn strijd tegen een overmacht. Help ons, Jahwe, onze God, want wij steunen op U; in uw naam zijn wij opgerukt tegen deze geweldige menigte, Jahwe, Gij zijt onze God; laat geen sterveling iets tegen U vermogen.'
En Jahwe deed de Kusieten de nederlaag lijden tegen Asa en Juda. De Kusieten sloegen op de vlucht
en Asa met zijn leger achtervolgde hen tot Gerar. Er vielen zoveel Kusieten dat er voor hen geen behoud meer mogelijk was; ze werden door Jahwe en zijn leger vernietigd. De Judeeërs behaalden zeer veel buit
en overweldigden alle steden in de omgeving van Gerar, want die waren verlamd van schrik voor Jahwe. Ze plunderden al die steden, waar veel buit te behalen viel.
Ook overweldigden ze de tenten van de veehouders en maakten een groot aantal schapen en kamelen buit. Daarna keerden ze naar Jeruzalem terug.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge