HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen Salomo na verloop van twintig jaar de tempel van Jahwe en zijn paleis voltooid had,
begon hij met de herbouw van de steden die Churam hem geschonken had, en met de vestiging daar in van Israëlieten.
Hij trok op tegen Hamat-soba en veroverde deze stad.
Ook versterkte hij het in de woestijn gelegen Tadmor, evenals alle proviandsteden die hij in Hamat gebouwd had.
Hij bouwde Bet-choron-hoog op en Betchoron-laag, en maakte er sterke vestingen van met muren, poorten en grendels.
Verder bouwde hij Baälat, zijn proviandsteden, alsook zijn wagenpark en de steden voor zijn ruiterij, en alles wat hij in Jeruzalem, in de Libanon en heel zijn koninkrijk wenste te bouwen.
Alle afstammelingen van de Hethieten, de Amorieten, de Perizzieten, de Chiwwieten en Jebusieten, dat wil zeggen alle niet - Israëlieten
die overgebleven waren in het land omdat de Israëlieten ze niet hadden kunnen uitroeien, liet Salomo voor de arbeidsdienst opkomen, en zo is het gebleven tot op de huidige dag.
Maar Israëlieten gebruikte Salomo niet voor de korveediensten, maar zij dienden hem als krijgslieden, als officieren, wagenmenners en ruiters.
Tot hen behoorden ook de tweehonderdvijftig hoofdopzichters van koning Salomo die toezicht hielden op het volk.
De dochter van Farao liet hij verhuizen van de Davidstad naar het paleis dat hij voor haar had laten bouwen. Want hij dacht: 'Het past niet dat een van mijn vrouwen in het huis van David, de koning van Israël, woont: de plaats waar de ark van Jahwe ondergebracht was, is heilig.'
Toen begon Salomo ter ere van Jahwe brandoffers op te dragen op het altaar dat hij voor de hal opgericht had.
Dagelijks werden van nu af alle offers opgedragen die Mozes voorgeschreven had voor de sabbat, voor de nieuwe maan en voor de hoogtijdagen, drie keer per jaar ter gelegenheid van het feest der ongezuurde broden, het feest der weken en het loofhuttenfeest.
Bovendien regelde hij volgens de voorschriften van zijn vader David de diensten der priesters overeenkomstig hun afdelingen, evenals de beurten van de levieten bij de zangdienst en het helpen der priesters, zoals dat dagelijks gebeuren moest. Ook verdeelde hij de afdelingen der poortwachters over de poorten, zoals dat verordend was door David, de man Gods.
Stipt werden alle voorschriften van de koning door de priesters en levieten uitgevoerd, ook die betreffende het beheer der schatten.
Zo werd het werk van Salomo voltooid, vanaf het leggen der fundamenten voor de tempel tot aan het gereedkomen van de bouw.
Daarna trok Salomo naar Esjon-geber, nabij Elot, aan de oever van de zee van Edom.
Churam stuurde hem, met medewerking van zijn onderdanen, schepen en ervaren zeelieden, die samen met dienaren van Salomo naar Ofir voeren, en vandaar vierhonderdvijftig talenten goud voor koning Salomo meebrachten.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge