HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In die dagen werd Hizkia dodelijk ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, ging naar hem toe en zei tot hem: `Zo spreekt Jahwe: Stel orde op uw huis, want gij gaat sterven en zult niet langer in leven blijven.'
Toen keerde Hizkia zijn gezicht naar de muur en bad tot Jahwe:
`Ach Jahwe, bedenkt toch hoe ik onder uw ogen geleefd heb met een trouw en toegewijd hart, en hoe ik gedaan heb wat U behaagt.' En Hizkia weende lui.
Jesaja had de binnenhof nog niet verlaten of het woord van Jahwe kwam tot hem:
`Keer terug en zeg tot Hizkia, de vorst van mijn volk: Zo spreekt Jahwe, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien. Welnu, Ik ga u genezen: op de derde dag zult gij opgaan naar de tempel van Jahwe.
Ik zal aan uw leven vijftien jaren toevoegen: Ik zal u en deze stad uit de greep van de koning van Assur redden en Ik neem deze stad onder mijn hoede, om wille van Mijzelf en om wille van David, mijn dienaar.'
Jesaja gaf opdracht een vijgekoek te halen. Zij haalden er een en legden die op het gezwel, en Hizkia leefde weer op.
Hij vroeg aan Jesaja: `Aan welk teken zal ik kunnen zien dat Jahwe mij zal genezen en dat ik de derde dag zal opgaan naar de tempel van Jahwe?'
Jesaja antwoordde: `Dit is het teken dat Jahwe u zal geven om u te laten weten dat Jahwe inderdaad het woord zal nakomen dat Hij gesproken heeft. Deze schaduw, moet ze tien treden vooruit of tien treden achteruitgaan?'
Hizkia antwoordde: `Tien treden vooruit is voor de schaduw niet moeilijk.' Laat de schaduw liever teruggaan, tien treden achteruit.'
Toen riep de profeet Jesaja Jahwe aan en Jahwe liet de schaduw teruggaan op de treden die zij al afgedaald was, tien treden achteruit op de trap van Achaz.
In die tijd zond Merodak-baladan, de zoon van Baladan en koning van Babel, gezanten naar Hizkia met een brief en geschenken, want hij had gehoord dat Hizkia ziek was.
Hizkia ontving hen en toonde hun heel zijn schatkamer, het zilver en het goud, het reukwerk en de kostbare olie, het tuighuis en alles wat er in zijn voorraadkamers lag opgeslagen. Er was in zijn paleis en in heel zijn rijk geen ding, dat Hizkia hun niet had laten zien.
Toen begaf de profeet Jesaja zich naar koning Hizkia en vroeg: `Wat hebben deze mannen gezegd? Waar kwamen ze vandaan?' Hizkia antwoordde: `Ze kwamen uit een ver land, uit Babel.'
Daarop vroeg Jesaja: `Wat hebben zij in uw paleis allemaal gezien?' Hizkia antwoordde: `Alles wat er is hebben zij gezien; er is geen ding in mijn voorraadkamers dat ik hun niet heb laten zien.'
Toen zei Jesaja tot Hizkia: `Luister naar het woord van Jahwe:
De dagen komen dat alles wat er in hun paleis te vinden is, alles wat uw voorvaderen tot vandaag toe opgestapeld hebben, naar Babel wordt overgebracht. Niets blijft er over. Jahwe heeft het gezegd.
En sommige van de zonen die van u zullen afstammen, die gij zult verwekken, zullen worden weggevoerd om hofjonker te worden in het paleis van de koning van Babel.'
Hizkia gaf Jesaja ten antwoord: `Het woord van Jahwe dat u gesproken hebt is een goed woord.' En Hizkia dacht bij zichzelf: `Mij is het goed, als in mijn tijd de vrede maar behouden blijft.'
Verdere bijzonderheden over Hizkia, over zijn krijgsverrichtingen en hoe hij de vijver en de waterleiding liet aanleggen en zo de stad van water voorzag, staan opgetekend in de annalen van de koningen van Juda.
Hizkia ging bij zijn vaderen te ruste en zijn zoon Manasse volgde hem als koning op.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge