HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen Atalja, de moeder van Achazja, zag dat haar zoon dood was, bracht zij alle zonen van de koning om het leven.
Maar Joas, de zoon van Achazja, werd door Jehoseba, de dochter van koning Joram en de zuster van Achazja, heimelijk weggehaald bij de koningszonen die gedood werden. Zij hield hem met zijn voedster op de slaapzaal voor Atalja verborgen; zo bleef hij gespaard.
Hij bleef zes jaar lang bij haar verborgen in de tempel van Jahwe, terwijl Atalja over het land regeerde.
In het zevende jaar ontbood Jojada de honderdmannen van de Kariers en van de lijfwacht. Hij liet ze bij zich komen in de tempel van Jahwe, sloot met hen een verbond en liet hen een eed afleggen in de tempel van Jahwe. Toen toonde hij hun de zoon van de koning.
Daarop gaf hij hun de volgende instructies: `Dit hebt u te doen: van degenen die op de sabbat aan treden houdt een derde deel de wacht bij het koninklijk paleis,
een derde bij de poort Sur en een derde bij de poort achter de lijfwacht. Om beurten houdt u de wacht bij het paleis.
De twee afdelingen van u die op de sabbat inrukken, betrekken de wacht bij de koning in de tempel van Jahwe.
Zij vormen een kring om de koning, ieder met zijn wapens in de hand. Doodt ieder die het kordon wil doorbreken. Blijft bij de koning, waar hij ook gaat of staat.'
De honderdmannen voerden het bevel van de priester Jojada nauwkeurig uit. Ieder nam zijn mannen mee, zowel degenen die op de sabbat moesten aantreden als degenen die op de sabbat moesten inrukken, en meldden zich bij de priester Jojada.
Deze gaf aan de honderdmannen de lansen en schilden van koning David die in de tempel van Jahwe bewaard werden.
De lijfwacht stelde zich man aan man op met de wapens in de hand, van de rechtervleugel van het gebouw tot aan de linkervleugel, naar het altaar en het gebouw gekeerd, aldus een kring vormend rondom de koning.
Jojada leidde de zoon van de koning naar buiten, zette hem de diadeem op, reikte hem de oorkonde over, verhief hem tot koning en zalfde hem. De soldaten klapten in de handen en riepen: `Leve de koning!'
Toen Atalja het gejuich hoorde van de lijfwacht en het volk in de tempel van Jahwe, begaf zij zich daarheen.
En daar zag zij de koning volgens gebruik op de verhoging staan, omringd door de bevelhebbers en de trompetters en door al het volk van het land, dat juichte en op de trompet blies. Toen scheurde Atalja haar kleren en riep: `Verraad! Verraad!'
Daarop gaf de priester Jojada aan de honderdmannen, de commandanten van het leger, het bevel: `Leidt haar buiten het kordon. Doodt met het zwaard al wie haar volgt.' Want de priester had gezegd dat zij niet gedood mocht worden in de tempel van Jahwe.
Zij namen haar gevangen en toen zij door de Paardenpoort het koninklijk paleis bereikt hadden, werd zij daar gedood.
Nu bracht Jojada een verbond tot stand tussen Jahwe, de koning en het volk, dat het weer het volk van Jahwe zou zijn, alsmede tussen de koning en het volk.
Daarna trok het volk van het land naar de tempel van Baäl; zij sloegen zijn altaren stuk, verbrijzelden de beelden en doodden de Baälpriester Mattan voor de altaren. De priester Jojada plaatste wachtposten voor de tempel van Jahwe,
nam de honderdmannen, de Kariers, de lijfwacht en al het volk van het land met zich mee, en zij leidden de koning uit de tempel van Jahwe door de soldatenpoort naar het koninklijk paleis. Daar aangekomen, nam de koning plaats op de koninklijke troon.
Het volk van het land verheugde zich en de stad hield zich rustig. Atalja had men in het koninklijk paleis met het zwaard gedood.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge