• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Toen zei Elisa: `Luistert naar het woord van Jahwe: Zo spreekt Jahwe: Morgen om deze tijd zal bij de poort van Samaria een schepel fijn meel maar een sikkel kosten en twee schepels gerst ook maar een sikkel.'
Maar de adjudant op wiens arm de koning steunde zei tot de man Gods: `Al zou Jahwe sluizen maken in de hemel, dan kan dat nog niet.' Elisa antwoordde: `U zult het met eigen ogen zien, maar u zult er niet van eten.'
Nu bevonden zich voor de stadspoort vier melaatsen. Die zeiden tot elkaar: `Waarom zouden wij hier blijven zitten tot wij dood zijn?
Als wij besluiten de stad in te gaan, sterven wij daar vanwege de hongersnood, en als wij hier blijven, sterven wij ook. We moesten maar overlopen naar de legerplaats van de Arameeërs. Als zij ons in leven laten, blijven wij in leven, en als zij ons doden, dan gaan wij maar dood.'
Zo stonden zij dus in de avondschemering op om naar de legerplaats van de Arameeërs te gaan. Maar toen zij aan de rand van de legerplaats gekomen waren, was daar niemand te zien.
De Heer had in de legerplaats van de Arameeërs het gedreun doen horen van wagens en van paarden, het gedreun van een groot leger, zodat zij tot elkaar zeiden: `Hoort, de koning van Israël heeft de koningen van de Hethieten en die van Misraim gestuurd om ons aan te vallen.'
Daarom waren zij in de avondschemering op de vlucht geslagen; zij hadden hun tenten achtergelaten, ook hun paarden en ezels, kortom de legerplaats zoals die was, en hadden hun heil gezocht in de vlucht.
Toen de melaatsen aan de rand van de legerplaats gekomen waren, gingen zij een tent binnen, aten en dronken, namen er zilver, goud en kleren uit weg en verborgen het. Daarna gingen zij een andere tent binnen, namen ook daar het een en ander weg en verborgen het.
Maar toen zeiden ze tot elkaar: `Wat wij doen is niet juist. Dit is een dag van goed nieuws, en wij zeggen niets. Als wij wachten tot het licht wordt, zullen wij straf oplopen. Laten wij het gaan melden aan het koninklijk paleis.'
Toen zij bij de stad gekomen waren, riepen zij de poortwachters en meldden hun: `Wij zijn naar de legerplaats van de Arameeërs geweest en er was geen mens te zien of te horen; maar de paarden stonden nog vastgebonden, de ezels eveneens, en de tenten waren zo maar achtergelaten.'
De poortwachters maakten alarm en meldden het in het koninklijk paleis.
De koning stond nog in de nacht op en zei tot zijn dienaren: `Ik zal u eens zeggen wat de Arameeërs tegen ons in het schild voeren. Zij weten dat wij honger hebben. Daarom hebben zij de legerplaats verlaten en zich verborgen in het open veld; want zij denken: Als de Israëlieten de stad verlaten, kunnen wij ze levend grijpen en zelf de stad binnenkomen.'
Maar een van de dienaren nam het woord en zei: `Laten wij van de paarden die hier nog over zijn er vijf nemen. Het kan hun niet slechter vergaan dan de tallozen van Israël die reeds omgekomen zijn. Laten wij die eraan wagen en zien wat er gaande is.'
Daarop haalden zij twee wagens met paarden en de koning stuurde die achter het leger van de Arameeërs aan met de opdracht te gaan kijken.
Zij gingen hen dus achterna tot de Jordaan en zagen dat de hele weg bezaait was met kleren en wapens, die de Arameeërs in paniek weggeworpen hadden. Daarop keerden de verkenners terug en brachten rapport uit aan de koning.
Toen ging het volk de stad uit en plunderde de legerplaats van de Arameeërs. En nu kostte inderdaad een schepel meel maar een sikkel en twee schepels gerst eveneens maar een sikkel, naar het woord van Jahwe.
De koning had de adjudant op wiens arm hij gesteund had, belast met het toezicht over de poort. Maar hij werd in de poort door het volk onder de voet gelopen en stierf, zoals de man Gods voorspeld had toen de koning bij hem gekomen was.
Toen immers had de man Gods tot de de koning gezegd dat de volgende dag om dezelfde tijd bij de poort van Samaria een schepel meel maar een sikkel zou kosten en twee schepel gerst eveneens maar een sikkel.
De adjudant had hierop geantwoord: 'Al zou Jahwe sluizen maken in de hemel, dan kan dat nog niet.' U zult het met eigen ogen zien, maar u zult er niet van eten.'
Zo is het ook met de adjudant gebeurd, want hij werd in de poort door het volk onder de voet gelopen en kwam zo om het leven.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test