HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Omstreeks de jaarwisseling, wanneer de koningen te velde trekken. liet David Joab met zijn eigen lijfwacht en alle Israƫlieten uitrukken; zij vernietigden de Ammonieten en sloegen het beleg voor Rabba. David zelf bleef in Jeruzalem.
Op een avond stond David van zijn rustbed op en ging wat wandelen op het dakterras van het paleis. Vanaf het terras zag hij een vrouw die aan het baden was; zij was heel mooi.
David liet naar de vrouw informeren en er werd hem gezegd: `Het is Batseba, de dochter van Eliam, de vrouw van Uria de Hethiet.'
Toen zond David boden om de vrouw te halen; zij kwam bij hem en hij sliep met haar, terwijl zij na haar menstruatie nog in de tijd van de reiniging was. Daarna ging zij weer naar huis.
De vrouw was zwanger geworden en zij liet aan David berichten: `Ik ben zwanger.'
Toen zond David een boodschap aan Joab: `Stuur Uria de Hethiet naar mij toe.' Joab stuurde Uria naar David.
Toen Uria bij hem kwam, informeerde David, hoe het met Joab ging en met het leger en met de oorlog.
Daarna zei hij tot Uria: `Ga naar huis en neem een bad.' Uria verliet het paleis, waarbij een schotel van de koninklijke tafel achter hem werd aangedragen.
Maar Uria overnachtte in het portaal van het paleis, bij de dienaren van zijn heer, en hij ging niet naar huis.
Toen aan David gemeld werd dat Uria niet naar huis was gegaan, zei hij tot Uria: `U hebt toch een hele reis achter de rug. Waarom bent u dan niet naar huis gegaan?'
Uria antwoordde: `De ark en Israƫl en Juda zijn ondergebracht in loofhutten en mijn heer Joab en de dienaren van mijn heer liggen in de open lucht. Kan ik dan naar mijn huis gaan om daar te eten en te drinken en bij mijn vrouw te slapen? Zowaar u leeft, dat doe ik niet.'
Toen zei David tot Uria: `Blijf ook vandaag nog hier' morgen laat ik u vertrekken.' Zo bleef uria in Jeruzalem, die dag en de dag erna.
David nodigde hem uit om aan zijn tafel te eten en te drinken hij voerde hem dronken. Toch ging Uria 's avonds weer slapen op zijn brits bij de dienaren van zijn heer en hij ging niet naar huis.
De volgende morgen schreef David een brief aan Joab, die hij door Uria liet overbrengen.
In die brief schreef hij het volgende: `Zet Uria vooraan in de strijd, waar het hevigst gevochten wordt, en trek u dan achter hem terug, zodat hij wordt getroffen en sneuvelt.'
Toen zette Joab bij de belegering van de stad Uria op een bepaalde plaats, waarvan hij wist dat er sterke troepen stonden.
De bewoners van de stad deden een uitval tegen Joab; het leger leed verliezen, de dienaren van David; ook Uria de Hethiet vond de dood.
Joab stuurde een bode naar David om verslag uit te brengen over de strijd.
Hij beval de bode: `Als u de koning verslag hebt uitgebracht over de strijd.
zal hij wel kwaad worden en tegen u zeggen: Wat moesten jullie zo dicht bij de stad gaan vechten? Je weet toch wat ze zo van de muur naar beneden gooien?
Is Abimelek, de zoon van Jerubbaal, niet getroffen door een molensteen die een vrouw van de muur af op hem neersmeet, waardoor hij de dood vond, in Tebes? Waarom kwamen jullie dan zo dicht bij de muur? Daarop moet u zeggen: Ook uw dienaar Uria de Hethiet is gesneuveld.'
De bode vertrok en bij David gekomen meldde hij hem alles wat Joab hem had opgedragen.
Hij zei tot David: `Die mannen waren zo sterk dat ze een uitval tegen ons konden doen; toen hebben wij ze teruggedreven tot voor de poort,
maar daar begonnen de boogschieters van de muur af op uw dienaren te schieten; daarbij zijn enige mannen van de koning gesneuveld; ook uw dienaar Uria de Hethiet is omgekomen.'
Toen zei David tot de bode: `Zeg tegen Joab: Trek u deze geschiedenis maar niet al te zeer aan; het zwaard verslindt nu deze, dan gene. Zet de strijd tegen de stad krachtig voort en maak haar met de grond gelijk. Zo moet u hem moed inspreken.'
Toen de vrouw van Uria vernam dat haar man dood was, hield zij de rouwklacht over haar echtgenoot.
Maar toen de rouw voorbij was, liet David haar halen en nam haar op in zijn huis. Zij werd zijn vrouw en schonk hem een zoon. Maar wat David gedaan had mishaagde aan Jahwe.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge