HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Zeven maanden was de ark van Jahwe op Filistijns gebied.
Toen wendden de Filistijnen zich tot de priesters en waarzeggers en zeiden: `Wij weten geen raad met de ark van Jahwe; zeg ons, hoe wij haar terug kunnen sturen naar de plaats waar ze thuishoort.'
Zij antwoordden: `Als u de ark van de God van Israël wilt terugsturen, kunt u dat maar niet zonder meer doen: u moet Hem beslist ook een genoegdoening geven. Pas dan zult u met rust gelaten worden en begrijpen, waarom zijn hand niet van u wijkt.'
De Filistijnen vroegen: `Wat voor genoegdoening moeten wij Hem geven?' Zij antwoordden: `De Filistijn en hebben vijf stadsvorsten; geeft dus vijf gouden gezwellen en vijf gouden muizen, want allen, zowel u als uw stadsvorsten, lijden onder dezelfde plaag.
U moet dus afbeeldingen maken van uw gezwellen en van de muizen die uw land teisteren. Zo moet u hulde brengen aan de God van Israël. Misschien laat zijn hand dan u, uw goden en uw land met rust.
Waarom zoudt u ook halsstarrig zijn, zoals de Egyptenaren en Farao? Zodra Jahwe zijn spel met hen begon te spelen, moesten zij de Israëlieten toch laten gaan, niet waar?
Welnu, zorgt voor een nieuwe wagen en voor twee zogende koeien, die nog geen juk gedragen hebben. Spant die voor de wagen, maar zet haar kalveren op stal.
Plaatst de ark van Jahwe op de wagen en legt de gouden voorwerpen, die u Hem als genoegdoening geeft, in een kistje ernaast. Laat dan de ark maar gaan.
En let goed op: Als ze de weg inslaat naar haar eigen grondgebied, naar Bet-semes, dan is het Jahwe die ons dit grote onheil berokkend heeft; gebeurt dat niet, dan weten wij dat het niet zijn hand was die ons heeft getroffen, maar dat het ons bij toeval is overkomen.'
De mannen deden dat. Zij haalden twee zogende koeien, spanden die voor de wagen en zetten de kalveren op stal.
Zij plaatsten de ark van Jahwe op de wagen en ook het kistje met de gouden muizen en de afbeeldingen van hun gezwellen.
De koeien gingen regelrecht de weg naar Bet-semes op en hielden hetzelfde spoor; loeiend liepen zij door, zonder naar rechts of links af te wijken; de stadsvorsten van de Filistijn en gingen erachter aan, tot aan het gebied van Bet-semes.
De mannen van Bet-semes waren in de vallei bezig met het oogsten van de tarwe. Toen zij opkeken, zagen zij de ark en waren verheugd haar te zien.
Op het veld van Jehosua uit Bet-semes gekomen, bleef de wagen staan. Daar lag een grote steen. De mannen hakten het hout van de wagen in stukken en droegen de koeien als brandoffer aan Jahwe op.
Levieten hadden de ark van Jahwe en het bijbehorend kistje met de gouden voorwerpen afgeladen en op de grote steen geplaatst, en de mannen van Bet-semes offerden die dag brandoffers en slachtoffers ter ere van Jahwe.
Toen de vijf stadsvorsten van de Filistijnen dit gezien hadden, keerden zij nog dezelfde dag naar Ekron terug.
Dit zijn de gouden gezwellen die de Filistijnen als genoegdoening aan Jahwe gegeven hebben: een voor Asdod, een voor Gaza, een voor Askelon, een voor Gat en een voor Ekron.
Het aantal gouden muizen beantwoordde aan dat van de Filistijnse steden, de gebieden van de vijf stadsvorsten met vestingen en open dorpen. Tot op de huidige dag getuigt hiervan de grote steen, waarop ze de ark van Jahwe neergezet hebben, in het veld van Jehosua uit Bet-semes.
Maar Jahwe richtte een slachting aan onder de mannen van Bet-semes, omdat zij naar de ark van Jahwe gekeken hadden; Hij doodde zeventig man, vijftig op de duizend. Het volk rouwde, nu Jahwe zo'n grote slachting aanrichtte,
en de mannen van Bet-semes zeiden: `Wie kan staande blijven in tegenwoordigheid van Jahwe, die heilige God? De ark moet bij ons vandaan, maar naar wie?'
Zij zonden boden naar de inwoners van Kirjat-jearim en lieten zeggen: `De Filistijnen hebben de ark van Jahwe teruggebracht; Komt hierheen en neemt haar mee.'
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge