• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
In die tijd, toen er nog geen koning was in Israël, was de stam Dan op zoek naar een eigen gebied om zich daar te vestigen; zij hadden nog steeds geen grondgebied gekregen zoals de andere stammen van Israël.
Daarom stuurden de Danieten vijf van hun stamgenoten uit, dappere mannen uit Sora en Estaol, om het land grondig te verkennen, kwamen zij in het bergland van Efraim bij het huis van Micha en brachten daar de nacht door.
Terwijl ze zich bij het huis van Micha ophielden, herkenden ze de stem van de jonge leviet. Ze gingen naar hem toe en vroegen: `Wie heeft u hierheen gehaal? Wat doet u hier? Wat zoekt u hier?'
Hij vertelde alles wat Micha voor hem gedaan had en besloot: `Hij heeft mij in dienst genomen en ik ben zijn priester.'
Toen zeiden ze tot hem: `Wilt u dan God voor ons raadplegen? Wij zouden graag weten of de tocht die wij nu ondernemen zal slagen.'
De priester antwoordde: `Gaat u gerust verder: uw tocht staat onder de bescherming van Jahwe.'
Toen trokken de vijf mannen verder en kwamen in Lais. Ze zagen dat de mensen van die stad veilig leefden, op de wijze van de Sidoniers, rustig en onbekommerd, en dat er in dat rijke land aan niets gebrek was. Ze woonden ver genoeg van de Sidoniers af en onderhielden met niemand betrekkingen.
Toen ze terugkwamen in Sora en Estaol vroegen hun stamgenoten: `Wat hebt u te melden?'
Zij antwoordden: `Wij moeten meteen naar Lais trekken. De streek die wij daar gezien hebben is voortreffelijk. Waar wacht u nog op? Aarzelt niet en trekt uit om dat gebied in bezit te nemen.
Als u daar komt vindt u er mensen die zich veilig voelen en een uitgestrekt gebied. God levert dat land aan u over, een land waar werkelijk aan niets gebrek is.'
Zo gingen uit Sora en Estaol zeshonderd gewapende Danieten op weg.
Op hun tocht sloegen zij hun kamp op bij Kirjat-jearim in Juda; daarom heet die plaats nog Kamp van Dan, tot op de huidige dag; ze ligt ten westen van Kirjat-jearim.
Vandaar trokken ze het bergland van Efraim in en kwamen bij het huis van Micha.
De vijf mannen die het gebied verkend hadden zeiden tegen hun stamgenoten: `Weet u dat er in een van de huizen een efod is, en huisgoden en een metalen godenbeeld? Het is duidelijk wat u te doen staat.'
Ze trokken er op af, en bij het huis van de jonge leviet gekomen, het huis van Micha, begroetten zij hem.
De zeshonderd gewapende Danieten bleven bij de deur staan.
De vijf mannen die het land verkend hadden, gingen naar binnen en namen het godenbeeld weg, de efod en de huisgoden, en het metalen beeld. De priester stond aan de deur, bij de zeshonderd gewapende mannen.
Toen zij het heiligdom van Micha binnengedrongen waren en het godenbeeld, de efod, de huisgoden en het metalen beeld wegnamen, riep de priester hun toe: `Wat doet u daar?'
Zij antwoordden: `Zwijg, houd uw mond en kom met ons mee; u kunt voor ons een vader en een priester zijn. Het is toch beter, priester te zijn bij een geslacht, een stam van Israël, dan voor het heiligdom van een man?'
De priester ging er graag op in; hij nam de efod, de huisgoden en het godenbeeld, en sloot zich bij het leger aan.
Zij hervatten hun tocht, maar lieten hun kinderen, hun vee en hun bezittingen voorop gaan.
De Danieten waren al een heel eind van Micha's huis verwijderd, toen de buren van Micha te hoop liepen en achter de Danieten aan gingen.
Toen zij tegen de Danieten begonnen te schreeuwen, keerden dezen zich om en vroegen aan Micha: `Waarom hebt u al die mensen op de been gebracht?'
Hij antwoordde: `U bent er vandoor gegaan met het godenbeeld dat ik heb laten maken en ook nog met mijn priester. Ik heb niets meer over. En dan vraagt u nog: Wat wilt u?'
Maar de Danieten zeiden: `Zet niet zo'n grote mond op tegen mensen die vechten voor hun bestaan. Anders slaan wij er op, en dan zou u en uw huisgenoten het leven kosten.'
Daarop zetten de Danieten hun tocht voort. En Micha, die zag dat hij niet tegen hen was opgewassen, ging naar huis terug.
Zo namen de Danieten het beeld dat Micha had laten maken en diens priester met zich mee. Zij kwamen bij Lais; de bevolking die er rustig en onbekommerd leefde, doodden zij met het zwaard en de stad staken zij in brand.
Niemand kwam de stad te hulp, want ze lag te ver van Sidon en ze onderhield geen betrekkingen met de Arameeërs; ze lag in het dal van Bet-rechob. De Danieten bouwden de stad weer op, gingen er wonen,
en noemden de stad Dan, naar de naam van hun vader die een zoon van Israël was; voordien heette de stad Lais.
De Danieten stelden daar het godenbeeld op. Jonatan, de zoon van Gersom, de zoon van Mozes, was de priester van de stam Dan, en zijn zonen bleven priesters van de stam Dan tot het volk in ballingschap ging.
Het godenbeeld dat Micha had laten maken bleef bij hen opgesteld zolang het heiligdom in Silo was.

Document

Naam: HEILIGE SCHRIFT
Willibrordvertaling 1975
Soort: Heilige Schrift
Datum:
Copyrights: © 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test