HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Wanneer gij zijt gekomen in het land dat Jahwe uw God u in eigendom geeft, wanneer gij het in bezit hebt genomen en er gevestigd zijt,
dan moet gij de eerste veldvruchten die gij oogst in het land, dat Jahwe uw God u schenkt, in een korf doen en daarmee naar de plaats gaan, die Jahwe uw God zal uitkiezen om er zijn naam te vestigen.
Gij moet naar de priester gaan die er in die dagen is, en hem zeggen: `Heden belijd ik voor Jahwe mijn God, dat ik in het land ben gekomen, dat Hij onze vaderen onder ede beloofd had.'
De priester neemt dan de korf van u aan en zet hem voor het altaar van Jahwe uw God.
Dan moet gij, staande voor Jahwe uw God, zeggen: `Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij is met een klein getal mensen naar Egypte gegaan en, terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, een groot, machtig, talrijk volk geworden.
Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,
hebben wij tot Jahwe, de God van onze vaderen, geroepen. En Jahwe heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken. 8 Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met uitgestrekte arm, onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.
Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing.
Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, Jahwe, mij hebt geschonken.' Dan moet ge die voor Jahwe uw God neerleggen, u voor Hem neerbuigen
en samen met de levieten en de vreemdelingen die bij u wonen feestvieren, om al de weldaden die Hij aan u en aan uw huis heeft geschonken.
Wanneer gij in het derde jaar, het jaar van de tiende, de gehele tiende van uw oogst volledig hebt afgestaan en aan de levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen hebt gegeven, en zij daar in uw stad volop van eten,
dan moet gij voor Jahwe uw God verklaren: `Ik heb het heilige uit mijn huis weggedaan en het gegeven aan de levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen, zoals Gij mij geboden hebt. Geen van uw geboden heb ik overtreden of veronachtzaamd.
Ik heb er niet in de rouwtijd van gegeten, het niet weggedaan, terwijl ik onrein was, en er niets van aan een dode geofferd. Ik heb gehoor gegeven aan Jahwe mijn God en alles wat Gij mij geboden hebt, ten uitvoer gebracht.
Zie neer uit de hemel, uw heilige woning; zegen uw volk Israël en zegen de grond, die Gij ons hebt geschonken, het land van melk en honing, zoals Gij onze vaderen onder ede beloofd hebt.'
Heden gebiedt Jahwe uw God u deze voorschriften en bepalingen te volbrengen. Gij moet ze stipt ten uitvoer brengen, met heel uw hart en heel uw ziel.
Gij hebt heden van Jahwe de verzekering gekregen, dat Hij uw God zal zijn, als gij tenminste zijn wegen gaat, zijn voorschriften, geboden en bepalingen onderhoudt en naar Hem luistert.
En Jahwe heeft heden van u de verzekering gekregen, dat gij, zoals Hij beloofd heeft, zijn eigen volk zult zijn en al zijn geboden zult onderhouden.
Daarom zal Hij aan u groter eer, faam en luister schenken dan aan de andere volken, die Hij geschapen heeft, en zult gij een volk zijn dat Jahwe uw God is toegewijd, zoals Hij beloofd heeft.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge