HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Wanneer Jahwe uw God de volken van het land, dat Hij u schenkt, heeft uitgeroeid, wanneer gij hen verdreven hebt en in hun steden en hun huizen woont,
dan moet gij drie steden aanwijzen in het land dat Jahwe uw God u in bezit geeft.
Ge moet de afstand opmeten en het grondgebied van het land, dat Jahwe uw God u in eigendom geeft, in drieën verdelen. Dan kan iedereen die doodslag heeft begaan, daarheen de wijk nemen.
Door daarheen de wijk te nemen kan iemand die doodslag heeft begaan, zijn leven redden, als hij tenminste zijn naaste zonder opzet heeft neergeslagen en hem tevoren geen haat heeft toegedragen.
Als hij bijvoorbeeld met zijn naaste het bos is ingegaan om hout te hakken, met zijn bijl zwaait om een boom te vellen, en het ijzer schiet van de steel, zodat het zijn naaste dodelijk treft, dan kan hij zijn leven redden door naar een van die steden de wijk te nemen.
Anders zou de bloedwreker hem in toorn achtervolgen, hem vanwege de grote afstand kunnen inhalen en hem neerslaan, ofschoon hij onschuldig is hij droeg het slachtoffer immers tevoren geen haat toe.
Daarom gebied ik u drie steden aan te wijzen. 8 En als Jahwe uw grondgebied groter maakt, zoals Hij uw vaderen gezworen heeft, en u het hele land schenkt dat Hij hun heeft beloofd.
- gij dient dan natuurlijk al de geboden die ik u heden opleg, stipt te volbrengen en Jahwe uw God te beminnen en altijd zijn wegen te gaan - dan moet gij nog drie andere steden aanwijzen.
Zo zal er in het land dat Jahwe uw God u in eigendom geeft, geen onschuldig bloed vergoten worden, dat op uw hoofd zou neerkomen.
Wanneer iemand echter zijn naaste haat, hem heimelijk opwacht, aanvalt en doodslaat en daarop de wijk neemt naar een van die steden,
dan moeten de oudsten van zijn woonplaats hem terughalen en aan de bloedwreker uitleveren, zodat hij niet aan de dood ontsnapt.
Gij moogt geen medelijden hebben met zo iemand; degene die onschuldig bloed vergiet, moet uit Israël verwijderd worden. Dan zal het u goed gaan.
Op het grondgebied dat gij krijgt, als Jahwe uw God u het land in bezit heeft gegeven, moogt ge bij uw buurman de grensstenen, door de voorouders opgericht, niet verleggen.
Bij geen enkel vergrijp of misdrijf is het voldoende, als een persoon tegen de dader getuigt; alleen een verklaring van twee of drie getuigen is rechtsgeldig.
Wanneer een valse getuige iemand van een misdrijf beschuldigt,
moeten de twee partijen voor Jahwe verschijnen, bij de priesters en de rechters die op dat ogenblik het ambt bekleden.
Blijkt na een zorgvuldig onderzoek door de rechters, dat de getuige inderdaad onbetrouwbaar is en een valse aanklacht tegen zijn broeder heeft ingediend,
dan moet gij hem aandoen wat hij zijn broeder dacht aan te doen. Zo zult gij dit kwaad uit uw midden uitroeien.
Als de mensen dit vernemen, zullen zij met vrees vervuld worden en nooit een dergelijk kwaad meer bedrijven.
Gij moet met niemand medelijden hebben: het is een leven voor een leven, een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge