HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
In de eerste maand kwam heel de gemeenschap van de Israëlieten in de woestijn Sin. Tijdens het verblijf van het volk in Kades overleed Mirjam en werd ter plaatse begraven.
Eens was er geen water voor de gemeenschap. Het volk liep toen te hoop tegen Mozes en Aäron
en begon Mozes verwijten te doen. Zij zeiden: `Waren wij maar door ingrijpen van Jahwe gestorven zoals onze broeders!
Hebt u de gemeente van Jahwe naar deze woestijn geleid om er mens en dier de dood te laten vinden?
Waarom hebt u ons uit Egypte geleid naar dit ellendig oord waar geen koren is, geen vijg, geen wijnstok, geen granaatappel, en zelfs geen water?'
Toen verwijderden Mozes en Aäron zich van de gemeente en gingen naar de ingang van de tent van de samenkomst en wierpen zich ter aarde. De heerlijkheid van Jahwe verscheen hun
en Jahwe sprak tot Mozes:
`Neem de staf en roep met uw broer Aäron de gemeenschap bijeen. Gij moet in hun bijzijn de rots gebieden water te geven; dan zult gij uit die rots water doen stromen en de gemeenschap en het vee laten drinken.'
Mozes nam de staf uit het heiligdom, zoals Jahwe hem gezegd had.
Toen riepen Mozes en Aäron de gemeente voor de rots bijeen. Mozes zei tot hen: `Luistert, weerspannigen! Zullen wij voor mensen als jullie water uit deze rots laten stromen?'
Mozes hief zijn hand op en sloeg met zijn staf op de rots, tweemaal: toen stroomde er volop water uit zodat de gemeenschap en het vee konden drinken.
Maar Jahwe zei tot Mozes en Aäron: `Uw vertrouwen op Mij is niet zo groot geweest, dat gij tegenover de Israëlieten mijn heiligheid hebt hooggehouden. Daarom zult gij deze gemeente niet binnenleiden in het land, dat Ik hun gegeven heb.'
Dat water is het water van Meriba, waar de Israëlieten Jahwe verwijten deden en Hij bij hen zijn heiligheid openbaarde.
Van Kades uit zond Mozes boden naar de koning van Edom met de boodschap: `Zo spreekt uw broeder Israël. U kent alle wederwaardigheden die ons zijn overkomen.
Onze voorouders zijn naar Egypte getrokken en wij hebben daar lange tijd gewoond. Maar de Egyptenaren hebben ons, evenals onze voorouders, slecht behandeld.
Toen hebben wij tot Jahwe geroepen en heeft Hij ons verhoord. Hij zond een engel en voerde ons uit Egypte. Nu zijn wij in Kades, een stad aan de grens van uw gebied.
Sta ons toe door uw land te trekken. Wij zullen niet door uw akkers en wijngaarden trekken en uit uw putten geen water drinken. Wij zullen de koninklijke weg houden, zonder naar rechts of links af te wijken, tot wij door uw gebied heen zijn.'
Maar Edom zei hem: `Ik verleen u geen doortocht door mijn gebied. Trekt u er toch door dan kom ik met het zwaard op u af.'
De Israëlieten zeiden: `Wij zullen de grote weg houden. Mochten wij of ons vee water nodig hebben, dan zullen wij u daarvoor betalen. Het enige dat wij van u vragen is dat wij te voet door uw land mogen trekken.'
Maar Edom antwoordde: `Ik verleen u geen doortocht.' Hij kwam met een talrijk leger en een sterke macht op Israël af.
Toen Edom geen doortocht verleende, trok Israël van zijn gebied weg.
Heel de gemeenschap van de Israëlieten vertrok van Kades en kwam bij de berg Hor.
Bij de berg Hor, aan de grens van Edom, zei Jahwe tot Mozes en Aäron:
`Aaron zal met zijn voorvaderen verenigd worden. Hij zal het land dat Ik aan de Israëlieten schenk niet binnengaan, omdat gij u bij het water van Meriba allebei tegen mijn bevel hebt verzet.
Ga met Aäron en zijn zoon Eleazar de berg Hor op.
Daar moet gij Aäron zijn gewaden laten afleggen en er zijn zoon Eleazar mee bekleden. Aäron zal daar met zijn voorvaderen verenigd worden en sterven.'
Mozes deed wat Jahwe bevolen had. Ten aanschouwen van heel de gemeenschap gingen zij de berg Hor op.
Mozes liet Aäron zijn gewaden afleggen en bekleedde er diens zoon Eleazar mee. Daar, op de top van de berg, overleed Aäron. Toen Mozes en Eleazar van de berg naar beneden kwamen,
begreep heel de gemeenschap dat Aäron overleden was. Heel het huis van Israël beweende Aäron dertig dagen.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge