HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Geef de Israëlieten het volgend bevel: zij moeten iedere melaatse, ieder die aan druiper lijdt en ieder die onrein is geworden door contact met een lijk, uit het kamp sturen.
Dat geldt voor mannen en vrouwen. Gij moet hen het kamp uitsturen, want anders verontreinigen zij het kamp, waar Ik in hun midden woon.
De Israëlieten deden dit en stuurden hen het kamp uit. Wat Jahwe tot Mozes gezegd had, brachten de Israëlieten ten uitvoer.
Zeg aan de Israëlieten: Wanneer een man of vrouw een zonde tegen zijn evenmens bedrijft en daardoor tegen Jahwe misdoet, dan laadt die persoon schuld op zich.
Dan moeten zij de zonde die zij bedreven hebben, belijden en de hele schuld vermeerderd met een vijfde terugbetalen aan degene die zij benadeeld hebben.
Heeft de benadeelde geen erfgenaam aan wie het verschuldigde terugbetaald kan worden, dan moet het aan Jahwe betaald worden en de priester ten goede komen, afgezien van de ram waarmee deze voor hem de verzoening voltrekt.
Van alle heilige gaven waarmee de Israëlieten naar de priester komen, is een deel voor de priester bestemd.
Verder blijven de heilige gaven eigendom van de persoon die ze aanbiedt, en krijgt de priester nog wat men hem wil geven.
Zeg aan de Israëlieten: Wanneer iemands vrouw zich heeft vergeten en ontrouw is geweest,
doordat een andere man gemeenschap met haar heeft gehad, en haar eigen man het niet weet, omdat haar misstap verborgen is gebleven en geen getuige haar heeft betrapt en aangeklaagd,
en wanneer haar man haar in een vlaag van jaloezie gaat verdenken, terwijl ze de misstap inderdaad heeft begaan, of ook wanneer hij haar in een vlaag van jaloezie gaat verdenken, terwijl ze die misstap niet heeft begaan,
dan moet die man zijn vrouw bij de priester brengen en voor haar een tiende efa gerstemeel als offergave meebrengen. Hij giet er geen olie over uit en voegt er geen wierook aan toe, want het is een offer van jaloezie, dat de zonde in herinnering brengt.
De priester roept de vrouw naar voren en plaatst haar voor Jahwe.
Vervolgens neemt hij een aarden kruik met heilig water en voegt wat stof van de vloer van de woning bij het water.
Wanneer de priester de vrouw dan voor Jahwe heeft geplaatst, maakt hij haar hoofdhaar los en legt in haar handen het herinneringsoffer - het offer van de jaloezie - terwijl hijzelf het bittere, vloekbrengende water in de hand houdt.
Dan spreekt de priester over de vrouw een bezwering uit en zegt tot haar: `Indien geen andere man gemeenschap met u heeft gehad en u zich als gehuwde vrouw niet misdragen of verontreinigd hebt, zal dit bittere vloekbrengende water u niet deren.
Maar indien u zich als gehuwde vrouw wel misdragen of verontreinigd hebt, doordat een andere man gemeenschap met u gehad heeft
nu bezweert de priester de vrouw met de vloek en zegt tot haar - dan zal Jahwe uw naam bij uw volk tot een vloek en verwensing maken: hij zal uw heupen laten invallen en uw buik laten opzwellen.
Als dit vloekbrengende water in uw ingewanden komt, zal uw buik opzwellen en zullen uw heupen invallen.' Daarop moet de vrouw zeggen: `Amen! Amen!'
De priester schrijft deze vloek op, wist hem met het bittere water af,
en geeft de vrouw het bittere vloekbrengende water te drinken, zodat dit water in haar binnenste dringt en daar zijn bitter werk verricht.
De priester neemt het offer van jaloezie uit de hand van de vrouw, biedt dit Jahwe aan en gaat er mee naar het altaar.
Dan neemt hij er een handvol af - als teken van het geheel - en laat die op het altaar in rook opgaan; daarna geeft hij de vrouw het water te drinken.
Heeft zij de misstap begaan en is zij haar man ontrouw geweest, dan zal het vloekbrengend water dat hij haar laat drinken, zijn bitter werk in haar verrichten; de buik van de vrouw zal opzwellen, haar heupen zullen invallen en die vrouw zal bij haar volk een vloek worden.
Heeft de vrouw de misstap niet begaan en heeft zij zich onberispelijk gedragen, dan gebeurt haar niets en kan zij nog kinderen krijgen.
Zo moet in een geval van jaloezie gehandeld worden. Indien een gehuwde vrouw zich vergeten heeft en een misstap heeft begaan,
of indien een man in een vlaag van jaloezie zijn vrouw is gaan verdenken, en hij haar voor Jahwe heeft gebracht en de priester alles met haar gedaan heeft zoals het hier is voorgeschreven,
dan treft de man geen verwijt; de vrouw moet boeten voor hetgeen zij gedaan heeft.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge