HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Jahwe sprak tot Mozes en AƤron:
Zeg aan de Israƫlieten: Van alle landdieren op aarde moogt gij de volgende eten:
Alle herkauwende dieren met gespleten hoeven.
Van de herkauwers en de dieren met gespleten hoeven moogt ge de volgende niet eten: de kameel, want hij herkauwt, maar heeft geen gespleten hoeven, hij geldt voor u als onrein;
de klipdas, want hij herkauwt, maar geeft geen gespleten hoeven, hij geldt voor u als onrein;
de haas, want hij herkauwt, maar heeft geen gespleten hoeven, hij geldt voor u als onrein;
het varken, want het heeft wel gespleten hoeven maar het herkauwt niet, het geldt voor u als onrein.
Het vlees van deze dieren moogt gij niet eten en hun kadavers niet aanraken; zij gelden voor u als onrein.
Dit zijn de waterdieren die ge moogt eten: alle waterdieren die vinnen en schubben hebben, moogt ge eten, zowel de zeevissen als de riviervissen.
Maar van alle zeevissen en riviervissen, die geen vinnen en schubben hebben, de kleine zowel als de grote, behoort ge een afschuw te hebben.
Verafschuw ze en eet nooit van dergelijke dode vis.
Alle waterdieren zonder vinnen of schubben moet ge verafschuwen.
Van de volgende vogels behoort ge een afschuw te hebben; ge moogt ze daarom niet eten: de arend, de lammergier, de baardgier,
de wouw en de verschillende soorten valken,
de verschillende soorten raven,
de oehoe, de kortooruil, de langooruil en alle soorten sperwers,
de steenuil, de aalscholver, de ibis,
de witte uil, de pelikaan, de visarend,
de ooievaar, de verschillende soorten reigers, de hop en de vleermuis.
Van alle gevleugelde viervoetige insekten behoort gij een afschuw te hebben,
behalve van de volgende, die ge moogt eten: de dieren die springpoten hebben;
ge moogt dus eten: de verschillende soorten sprinkhanen, sabelsprinkhanen, veldsprinkhanen en treksprinkhanen.
Alle andere gevleugelde viervoetige insekten behoort gij te verafschuwen.
Aan de volgende dieren verontreinigt gij u; ieder die het kadaver ervan aanraakt, is tot de avond onrein;
ieder die het vervoert, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein.
Alle dieren, die geen gespleten hoeven hebben en niet herkauwen, gelden voor u als onrein; ieder die ze aanraakt, wordt onrein.
Alle viervoetige dieren, die zoolgangers zijn, gelden voor u als onrein, ieder die een kadaver ervan aanraakt, is tot de avond onrein.
Wie het vervoert, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. Zij gelden voor u als onrein.
Van de kruipende dieren gelden de volgende voor u als onrein: de mol, de muis, de verschillende soorten padden,
de egel, de waraan, de hagedis, de slak en het kameleon.
Al deze kruipende dieren gelden voor u als onrein. Wie zo'n kadaver aanraakt, is tot de avond onrein;
valt het ergens op, op een houten voorwerp, een kleed, een stuk leer, een zak, of op enig ander gebruiksvoorwerp, dan is dat tot de avond onrein; daarna is het weer rein.
Valt zo'n dood dier in een aarden kruik, dan is de hele inhoud onrein; de kruik moet ge stukslaan.
Komt het water uit die kruik in aanraking met voedsel, dan wordt ook dat onrein.
Alles waarop zo'n dood dier valt, wordt onrein; oven en haard moeten worden stukgeslagen; ze gelden voor u als onrein en ze blijven dat.
Een bron daarentegen en een put, waarin water verzameld wordt, blijven rein; ligt er een dood dier in en raakt iemand dat aan, dan wordt hij onrein.
Valt zo'n dood dier op zaaigoed, dan blijft dat rein;
maar valt het op zaad dat in water staat, dan geldt dat voor u als onrein.
Wanneer een stuk slachtvee dood is gegaan, is degene die het dier aanraakt tot de avond onrein.
Wie het vlees daarvan eet, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein. Wie het kadaver vervoert, moet zijn kleren wassen en is tot de avond onrein.
Alle kruipende dieren behoort gij te verafschuwen; zij mogen niet worden gegeten,
of ze nu op de buik kruipen of vier of meer poten hebben. Gij behoort ze te verafschuwen.
Bezoedel u niet door kruipend gedierte, verontreinig u niet door kruipend gedierte, verontreinig u daar niet mee.
Ik ben Jahwe uw God; zorg dus dat gij heilig zijt. Wees heilig, omdat Ik heilig ben. Verontreinig u niet door enig kruipend gedierte.
Ik ben Jahwe, die u uit Egypte geleid heb om uw God te zijn. Wees heilig, omdat Ik heilig ben.
Dit is de wet op de landdieren, de vogels, de waterdieren en de kruipende dieren,
zodat men weet, welke dieren onrein en welke rein zijn, welke dieren men mag eten en welke niet.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge