HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Toen sprak God al de woorden die hier volgen.
`Ik ben Jahwe uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
Gij zult geen andere goden hebben, ten koste van Mij.
Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde.
Gij zult u voor hen niet ter aarde buigen en hun geen goddelijke eer bewijzen; want Ik, Jahwe uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht,
maar voor hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden een God die goedheid bewijst tot aan het duizendste geslacht.
Gij zult de naam van Jahwe uw God niet lichtvaardig gebruiken; want Jahwe laat degenen die zijn naam lichtvaardig gebruiken niet ongestraft.
Denk aan de sabbat; die moet heilig voor u zijn.
Zes dagen kunt gij werken en alle arbeid verrichten.
Maar de zevende dag is de sabbat voor Jahwe uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten: gij zelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw dieren niet, zelfs niet de vreemdeling die bij u woont.
In zes dagen immers heeft Jahwe de hemel, de aarde, de zee met al wat er in is, gemaakt. Maar de zevende dag heeft Hij gerust en zo de sabbat gezegend en tot een heilige dag gemaakt.
Eer uw vader en uw moeder. Dan zult gij lang leven op de grond die Jahwe uw God u schenkt.
Gij zult geen echtbreuk plegen.
Gij zult tegen uw naaste niet leugenachtig getuigen.
Gij zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.
Overweldigd door de donderslagen, de bliksemflitsen, het bazuingeschal en de rokende berg, beefde heel het volk van angst en bleef op een afstand staan.
Ze vroegen aan Mozes: `Spreekt u toch met ons; wij zullen luisteren. Maar laat God niet tot ons spreken want dan sterven wij.'
Mozes antwoordde: `Wees maar niet bang. Want God is gekomen om u op de proef te stellen: dat u zo'n ontzag voor Hem zoudt krijgen dat u niet meer zondigt.'
Terwijl het volk op een afstand bleef staan, trad Mozes toe op de donkere wolk waarin God aanwezig was.
Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Zeg de Israëlieten het volgende: Gij hebt gezien hoe Ik vanuit de hemel tot u gesproken heb.
Gij moogt naast Mij geen goden van goud of zilver maken. Gij moogt die niet maken.
Gij moet voor Mij een altaar maken van aarde. Daarop kunt gij de brand- en meeloffers, de schapen en runderen opdragen. Op elke heilige plaats waar Ik mijn naam zal openbaren, zal Ik met mijn zegen tot u komen.
Als gij voor Mij een stenen altaar bouwt, maak het dan niet van behouwen steen. Door de stenen met een beitel te bewerken, ontwijdt gij ze.
Mijn altaar mag geen altaar zijn dat ge langs treden beklimt; want dan zou uw schaamte zichtbaar worden.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge