HEILIGE SCHRIFTWillibrordvertaling 1975
(Soort document: Heilige Schrift)
Van Elim trok heel de gemeenschap van de Israëlieten verder en bereikte de woestijn van Sin, tussen Elim en de Sinaï. Het was de vijftiende dag van de tweede maand na hun vertrek uit Egypte.
Toen ze in de woestijn waren, begon heel de gemeenschap van de Israëlieten te morren tegen Mozes en Aäron.
De Israëlieten zeiden tegen hen: `Waren we maar door Jahwe's hand gestorven in Egypte, waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten. Jullie hebben ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen.'
Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Ik zal brood voor u laten regenen uit de hemel. De mensen moeten er dagelijks op uit gaan en de hoeveelheid voor een dag verzamelen. Dan kan Ik vaststellen of het mijn leiding wil volgen of niet.
Maar op de zesde dag moeten ze eens zo veel verzamelen en toebereiden als op andere dagen.'
Mozes en Aäron zeiden toen tot de Israëlieten: `Vanavond nog zult u weten dat het inderdaad Jahwe was die u heeft weggevoerd uit Egypte.
En morgenochtend zult u de heerlijkheid van Jahwe aanschouwen. Want Jahwe heeft het gemor tegen hem gehoord. Wie zijn wij, dat u zo mort tegen ons?'
Mozes zei verder: `Vanavond zal Jahwe zelf u vlees te eten geven en morgenochtend volop brood. Want Jahwe heeft uw gemor tegen hem gehoord. Wie zijn wij tenslotte? Niet tegen ons, maar tegen Jahwe ging uw gemor.'
En Mozes sprak tot Aäron: `Zeg aan heel de gemeenschap der Israëlieten het volgende: Nader tot Jahwe, want hij heeft uw gemor gehoord.'
Terwijl Aäron sprak, keerde heel de gemeenschap der Israëlieten zich naar de woestijn. En daar verscheen hun in een wolk de heerlijkheid van Jahwe.
`Ik heb het gemor van de Israëlieten gehoord. Dit moet ge hun zeggen: Tegen de avond kunt ge vlees eten en morgenochtend zult ge volop brood hebben. Dan zult ge weten dat Ik Jahwe, uw God, ben.'
En het was avond, toen de kwartels kwamen aangevlogen die neervielen over heel het kamp. De volgende morgen hing er dauw rondom het kamp.
En toen deze was opgetrokken lag er over de woestijn een fijne korrelige laag, alsof de grond met rijp was bedekt.
De Israëlieten zagen het en vroegen: `Wat is dat?' Ze wisten werkelijk niet wat het was. Mozes legde hun uit: `Dit is het brood dat Jahwe u te eten geeft.
En aldus heeft Jahwe bepaald: Ieder mag er zoveel van nemen als hij voor zijn familie nodig heeft: een omer per persoon. Maar ieder mag alleen maar nemen voor degenen die in zijn tent verblijven.'
De Israëlieten deden dat ook: de een verzamelde meer, de ander minder.
Als ze het met de omer namaten bleek een grote hoeveelheid nooit te groot en een kleine hoeveelheid nooit te klein, en had de man die veel had nooit te veel en de man die weinig had nooit te weinig. Iedereen had juist zoveel verzameld als hij nodig had.
Mozes vermaande hen: `Er mag niets bewaard worden voor de volgende dag.'
Maar sommigen stoorden zich niet aan Mozes' bevel en bewaarden toch iets tot de volgende dag; toen zat het vol wormen en het stonk afschuwelijk. Mozes was woedend op hen.
Iedere morgen opnieuw verzamelden zij het, ieder zoveel als hij nodig had. Zodra de zon warm begon te worden smolt het weg.
Op de zesde dag vonden zij een dubbele hoeveelheid brood, twee omer per persoon. Alle leiders van de gemeenschap kwamen het Mozes zeggen.
Deze legde hun uit: `Zo heeft Jahwe bepaald: Morgen is het sabbatdag, de sabbat die gewijd is aan Jahwe. Bakt en kookt wat u nodig hebt. Wat overblijft moet u opzij leggen en bewaren voor morgen.'
Zij legden dus een gedeelte opzij voor de volgende morgen, zoals Mozes bevolen had. Deze keer stonk het niet en er zaten geen wormen in.
En Mozes zei: `Dit moet u vandaag gebruiken, want vandaag is het sabbat voor Jahwe. Vandaag zult u buiten niets vinden.
Zes dagen kunt u verzamelen, maar op de zevende dag, op de sabbat, is er niets.'
Sommige mensen gingen er de zevende dag toch op uit, maar zij vonden niets.
Toen sprak Jahwe tot Mozes: `Hoe lang blijft gij nog weigeren mijn voorschriften en bepalingen te onderhouden?
Denk er wel aan: Jahwe heeft u de sabbat gegeven. Hij geeft u dan ook op de zesde dag brood voor twee dagen. Iedereen moet blijven waar hij is, niemand mag op de zevende dag zijn verblijfplaats verlaten.'
Zo hield het volk op de zevende dag rust.
Israël noemde het brood manna. Het was wit als korianderzaad en smaakte naar honingkoek.
Mozes sprak nog: `Dit heeft Jahwe bevolen: Bewaar een volle omer voor uw nageslacht. Dan kunnen zij zien welk brood Ik u te eten gegeven heb in de woestijn, toen Ik u wegvoerde uit Egypte.'
Mozes gaf Aäron de opdracht: `Neem een urn, doe er een volle omer manna in en zet die voor Jahwe, om ze voor het nageslacht te bewaren.'
Aäron deed wat Jahwe aan Mozes bevolen had en plaatste de urn ter bewaring bij de verbondsakte.
Veertig jaar lang aten de Israëlieten het manna, tot ze in bewoonde streken kwamen. Zij aten het manna tot ze de grenzen van Kanaän bereikt hadden.
Een omer is het tiende deel van een efa.
© 1975, KBS Boxtel / Uitg Emmaus Brugge